• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de voettekst
0513 – 41 34 44
Van der Wal & Bergsma

Van der Wal & Bergsma

Accountants | Belastingadviseurs

  • Wat wij doen
  • Werken bij
  • Nieuws
  • Contact

Nieuwsberichten

KVK: ‘Idee dat bv risico’s van schijnzelfstandigheid vermijdt klopt niet’

juli 24, 2025 by VDWB

De Kamer van Koophandel (KVK) heeft onlangs het Trendrapport tweede kwartaal 2025 gepubliceerd. Een trend die de KVK hierin signaleert, is dat steeds meer starters kiezen voor een besloten vennootschap (bv). In het tweede kwartaal van 2025 waren dit er 10.611, een stijging van 21% ten opzichte van het tweede kwartaal van 2024. De KVK wijst als mogelijke oorzaak op de nieuwe wetten en regels die gelden voor eenmanszaken, zoals de handhaving op schijnzelfstandigheid. 

Sergej Schuurman, jurist en contentredacteur bij de KVK, legt hierover uit: ‘Er heerst een idee dat met een bv risico’s omzeild worden als het gaat om de beoordeling bij schijnzelfstandigheid, maar dat is pertinent niet waar. Er gelden dezelfde beoordelingscriteria voor een eenmanszaak en een bv. Zo mag er bijvoorbeeld ook bij een bv geen gezagsverhouding zijn tussen de opdrachtgever en de zelfstandige’.
 

Bron: Overig | persbericht | 14-07-2025

Categorie: Inkomstenbelasting

Schenkbelasting bij verkoop aan ex, geen natuurlijke verbintenis

juli 24, 2025 by VDWB

Louter persoonlijke overwegingen of gezinsbelangen zijn onvoldoende voor vrijstelling van schenkbelasting. Ondernemers die goederen willen overdragen aan hun partner, ter bescherming tegen crediteuren, doen er goed aan de schenkbelastinggevolgen te beoordelen.

Een echtpaar sluit in 2010 een koopovereenkomst, waarbij de man diverse onroerende zaken aan zijn vrouw verkoopt. Deze prijs is gebaseerd op een bewust lage taxatie vanwege vermeende grondverontreiniging. De inspecteur stelt dat er geen verontreiniging is en legt een aanslag schenkbelasting op aan de vrouw, ter grootte van het verschil tussen de koopprijs en de werkelijke waarde. De vrouw betwist dat er sprake is van een wil tot bevoordeling bij de overdracht. De overdracht is bedoeld om te voorkomen dat de vrouw en de kinderen op straat komen te staan als er problemen ontstaan met de onderneming van haar partner. Daarnaast stelt de vrouw dat als er wel sprake is van een schenking, deze kwalificeert als voldoening aan een natuurlijke verbintenis en daarom is vrijgesteld van schenkbelasting. Zij beroept zich op de verzorgingsgedachte. Haar partner voelt zich moreel verplicht om haar verzorgd achter te laten voor het geval er iets misgaat met zijn onderneming.

Wil tot bevoordeling 

De inspecteur houdt vol dat de wil tot bevoordeling wel degelijk bestaat. Hij stelt dat de overdracht gericht plaatsvindt en dat de bewustheid van het verschil tussen prijs en werkelijke waarde bij de schenker zijn bevoordelingswil impliceert. De inspecteur gaat er bovendien vanuit dat er geen grondverontreiniging aanwezig is bij de onroerende zaken, waardoor het verschil tussen de overeengekomen koopprijs en de werkelijke waarde aanzienlijk groter is dan door partijen wordt aangegeven. Volgens de inspecteur vormt dit verschil een belastbare schenking die niet kwalificeert als voldoening aan een natuurlijke verbintenis.

Natuurlijke verbintenis

Het gerechtshof bevestigt dat sprake is van een wil tot bevoordeling. Het hof leidt dit af uit het feit dat de man de verkoop initieert, de taxateur opdracht geeft zo laag mogelijk te taxeren, dat er een huwelijksrelatie bestaat en dat de vrouw zelf aangeeft dat haar partner haar 'niet onbemiddeld' wil achterlaten. Ten tweede oordeelt het hof dat de vrouw niet aannemelijk maakt dat sprake is van een natuurlijke verbintenis. Hoewel de verzorgingsgedachte een rol speelt, is volgens het hof niet voldaan aan het vereiste van een "dringende morele verplichting van zodanige aard dat naleving daarvan naar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt". Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt de schenkbelasting.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLI:NL:GHSHE:2025:989 | 08-04-2025

Categorie: Successiewet

Rechtbank bevestigt UBO-status ondanks complexe structuur

juli 24, 2025 by VDWB

Het enkele feit dat aandelen formeel door een foundation worden gehouden, betekent niet automatisch dat er geen sprake is van een aanmerkelijk belang. De rechtbank hanteert een feitelijke benadering waarbij alle omstandigheden in onderlinge samenhang worden beoordeeld. Voor ondernemers die gebruikmaken van buitenlandse structuren is het cruciaal om zich te realiseren dat de Belastingdienst steeds beter wordt in het doorprikken van constructies en dat de verlengde navorderingstermijn ruime mogelijkheden biedt voor navordering.

Navordering

Een ondernemer zet in 2007 een complexe buitenlandse structuur op met entiteiten in de Seychellen, Cyprus en Nederland om belastingheffing op dividenden te vermijden. In 2009 ontvangt hij via deze constructie € 50.000 dividend. De Belastingdienst legt in 2021 een navorderingsaanslag op en stelt dat de man een aanmerkelijk belang houdt als ultimate beneficial owner (UBO). De man betwist dat hij een aanmerkelijk belang houdt in de Cypriotische vennootschap en dat hij de UBO is van deze entiteit. Hij verwijst naar de inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel, waaruit blijkt dat de aandelen middellijk worden gehouden door een foundation op de Seychellen. Primair stelt hij dat er geen sprake is van een uitdeling, waardoor de navorderingsaanslag ten onrechte wordt opgelegd. Hij beargumenteert dat de inspecteur al sinds 2011 op de hoogte is van de vennootschapsstructuur, waardoor er geen sprake zou zijn van een navorderingsgrond. Subsidiair claimt hij aftrekbare kosten van € 7.355 voor het opzetten en in stand houden van de structuur. 

Belastingontwijking

De rechtbank oordeelt dat de man terecht wordt aangemerkt als UBO van de Cypriotische vennootschap. Zij baseert dit oordeel op een combinatie van factoren: de complexe structuur van de vennootschappen, de creditfactuur waarin de man wordt aangeduid als ‘foundation’, de afspraakbevestiging met de adviseur, de brochure van de dienstverlener waarin de belastingontwijkingsstructuur wordt toegelicht, en het feit dat de man de enige werknemer is die verantwoordelijk is voor het genereren van de geldstroom. De rechtbank acht aannemelijk dat de man gebruikmaakt van de aangeboden structuur om belastingheffing op dividenden buiten het zicht van de inspecteur te houden. Zij oordeelt dat sprake is van een vermogensverschuiving van € 50.000 waarbij de man zich bewust is van deze verrijking. De verlengde navorderingstermijn wordt terecht toegepast, omdat de buitenlandse constructie de dividendinkomsten buiten het zicht van de inspecteur houdt. Het subsidiaire beroep op aftrekbare kosten wordt verworpen, omdat de man niet aantoont dat deze kosten daadwerkelijk worden gemaakt en toerekenbaar zijn aan het verwerven van het inkomen uit aanmerkelijk belang.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:4232 | 02-07-2025

Categorie: Dividendbelasting

Geen lagere aanslag, lager rendement niet aannemelijk gemaakt

juli 17, 2025 by VDWB

Een vrouw doet aangifte inkomstenbelasting. De Belastingdienst legt een aanslag op conform deze aangifte. De vrouw is het niet eens met de berekening van het inkomen uit sparen en beleggen en maakt bezwaar. De inspecteur behandelt het bezwaar deels via de massaalbezwaarprocedure die in 2022 plaatsvindt. Als gevolg hiervan past de Belastingdienst het inkomen uit sparen en beleggen aan via een verminderingsbeschikking. 

Prorogatie 

De vrouw vindt deze vermindering alsnog onvoldoende en dient in 2024 een beroepschrift in bij de rechtbank. Ze stemt ermee in dat de rechtbank haar zaak direct behandelt via een rechtstreeks beroep (prorogatie), zonder dat de Belastingdienst eerst verder op haar bezwaar beslist.

De rechtbank concludeert dat het werkelijk behaalde rendement van de vrouw en haar fiscaal partner, bestaande uit rente- en dividendinkomsten, hoger ligt dan het bedrag waarmee rekening is gehouden bij het vaststellen van het belastbaar inkomen in de verminderingsbeschikking. Daarom is er geen aanleiding voor verdere verlaging van het inkomen.

De rechtbank stelt verder vast dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een individuele en buitensporige last. De vrouw heeft geen aanvullende documentatie overlegd waaruit blijkt dat het werkelijk behaalde rendement lager lag dan het door de Belastingdienst vastgestelde bedrag. Om die reden wordt ook op deze grondslag geen verdere vermindering of rechtsherstel toegekend.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:4214 | 02-07-2025

Categorie: Inkomstenbelasting

Geen invorderingsrente bij eigen vergissing afstandsverkopen

juli 17, 2025 by VDWB

Wanneer is ten onrechte betaalde btw ‘in strijd met het Unierecht geheven’? Een Nederlandse webshop stelt deze principiële vraag aan de Rechtbank Gelderland. De webshop krijgt ruim € 50.000 aan btw terug, omdat ze de afstandsverkopenregeling verkeerd heeft toegepast. Naast deze teruggaaf claimt de webshop ook invorderingsrente over het bedrag. 

De vennootschap verkoopt huishoudtextiel en beddengoed via haar website aan particulieren in andere EU-lidstaten. Ze brengt Nederlandse omzetbelasting in rekening en draagt deze af over de jaren 2018-2020. Later realiseert de vennootschap zich dat ze de regeling voor afstandsverkopen had moeten toepassen. Bij overschrijding van drempelbedragen vereist deze regeling btw-afdracht in het land waar de klant woonachtig is. Via suppletieaangiften verzoekt de vennootschap om teruggaaf van de Nederlandse omzetbelasting. De inspecteur honoreert dit verzoek en betaalt in totaal ruim € 50.000 terug. De vennootschap vraagt vervolgens vergoeding van invorderingsrente over deze teruggaaf. De ontvanger wijst dit verzoek af, omdat de belasting niet ‘in strijd met het Unierecht is geheven’.

Invorderingsrente bij heffingen in strijd met het Unierecht

De Invorderingswet 1990 bepaalt dat invorderingsrente wordt vergoed bij teruggaaf van belasting die ‘in strijd met het Unierecht is geheven’. De rente loopt vanaf de betaling tot aan de terugbetaling. De vennootschap stelt dat de btw in strijd met het Unierecht is geheven, omdat de afstandsverkopenregeling moet worden toegepast. Ze verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant uit 2024. De ontvanger betoogt dat geen sprake is van strijdigheid met het Unierecht. De vennootschap heeft zelf de regeling voor afstandsverkopen niet onderkend en toegepast. De onjuiste btw-afdracht is volledig aan haarzelf te wijten.

Oordeel rechtbank

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Ze verwijst naar het arrest ‘Dinkelland’ van het Hof van Justitie van de EU. Wanneer de belastingplichtige per vergissing een recht niet heeft uitgeoefend, is volgens het Hof van Justitie van de EU de btw niet ‘in strijd met het Unierecht geheven’. De uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is voor deze zaak niet relevant, omdat de situatie daar wezenlijk anders is. In die zaak is de afstandsverkopenregeling wel toegepast, maar achteraf bleek dat de omzetdrempel was overschreden.

De rechtbank maakt duidelijk onderscheid tussen fouten van de Belastingdienst en fouten van de belastingplichtige. Alleen bij fouten van de overheid is er recht op invorderingsrente. Wie de afstandsverkopenregeling over het hoofd ziet, krijgt wel de btw terug maar geen invorderingsrente.

OSS

De afstandsverkopenregeling heeft vanaf 2021 een nieuwe vorm gekregen. De drempels zijn uniform geworden en het OSS-systeem (One-Stop-Shop) maakt afdracht in het buitenland eenvoudiger. 

Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBGEL:2025:4952 | 24-06-2025

Categorie: Omzetbelasting

Onherroepelijke aanslag blokkeert wijziging fiscale partnerkeuzes

juli 17, 2025 by VDWB

Het overlijden van een fiscaal partner roept vaak vragen op over eerdere belastingaangiften, zo ook in deze casus. Een erfgenaam probeert namelijk de aangifte van haar overleden echtgenoot te herzien. Ze wil de verdeling van het box 3-vermogen aanpassen en de fiscale partnerschapskeuze wijzigen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant moet oordelen of dit mogelijk is na een onherroepelijke aanslag. 

Overlijden en fiscale keuzes

Een man overlijdt in 2021. Zijn echtgenote is enig erfgenaam. Voor de aangifte inkomstenbelasting 2021 maken ze bepaalde keuzes met grote fiscale gevolgen. In de oorspronkelijke aangifte kiezen ze voor fiscaal partnerschap voor het gehele jaar. Ook kennen ze de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen van € 43.773 volledig toe aan de overleden man. De inspecteur legt in 2022 aanslagen op conform de ingediende aangiften. Deze aanslagen worden niet binnen zes weken aangevochten en staan daarom onherroepelijk vast. Begin 2023 dient de echtgenote herziene aangiften in. Ze maakt andere keuzes voor het fiscaal partnerschap en de verdeling van box 3-vermogen. De inspecteur wijst dit verzoek af.

De juridische strijd over herziening

De centrale vraag is of fiscale keuzes nog kunnen worden herzien nadat de aanslag onherroepelijk is geworden. Concreet gaat het om twee elementen:

  1. De gezamenlijke grondslag sparen en beleggen. De erfgenaam wil de verdeling hiervan wijzigen. Ze wil deze niet meer volledig aan de overledene toerekenen. 
  2. De keuze om voor het gehele jaar als fiscaal partners te worden aangemerkt. De erfgenaam wil hiervan afzien. Na het overlijden van haar man kunnen ze namelijk niet het hele jaar partners zijn. 

De erfgenaam stelt dat deze wijzigingen mogelijk moeten zijn via ambtshalve vermindering. De inspecteur meent dat onherroepelijke aanslagen deze mogelijkheden blokkeren.

Definitieve keuzes na zes weken

De rechtbank geeft de inspecteur gelijk. De wet bepaalt dat partners de onderlinge verhouding kunnen wijzigen tót het moment waarop hun aanslagen onherroepelijk vaststaan. Daarna is wijziging niet meer mogelijk. Dit geldt ook in het geval van overlijden. De mogelijkheid van ambtshalve vermindering doet daar niets aan af. Voor belastingplichtigen is de boodschap duidelijk: maak weloverwogen keuzes bij de aangifte. Na zes weken kun je niet meer terug, zelfs niet via ambtshalve vermindering.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:3324 | 27-05-2025

Categorie: Inkomstenbelasting

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Pagina 4
  • Pagina 5
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 124
  • Ga naar Volgende pagina »

Footer

Contactgegevens

Torenstraat 48
8501 BW Joure
0513 – 41 34 44

info@vanderwalbergsma.nl

Documenten

Disclaimer
Algemene voorwaarden
Privacy verklaring
Privacy voorwaarden
Klachten
Klokkenluidersregeling

Lidmaatschappen

Webdesign: Reclamebureau "Studio Daan & Ed"