• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de voettekst
0513 – 41 34 44
Van der Wal & Bergsma

Van der Wal & Bergsma

Accountants | Belastingadviseurs

  • Wat wij doen
  • Werken bij
  • Nieuws
  • Contact

VDWB

Schoenherstelbedrijf verliest rechtszaak over gestolen kasomzet

november 13, 2025 by VDWB

Wie beweert dat geld gestolen is, moet dat kunnen aantonen. Een verhaal alleen is simpelweg niet genoeg. Een schoenherstelbedrijf uit Noord-Holland komt hier bij de rechtbank achter. De rechtbank gelooft niet in het verhaal over diefstal van € 42.844 aan kasomzet. Dat een diefstal van deze omvang pas na vijf jaar wordt ontdekt, is ongeloofwaardig.

Een sociale daad die verkeerd afloopt

Het begint allemaal als een goedbedoeld gebaar. De eigenaar van het schoenherstelbedrijf laat de zoon van een bevriende oud-schoenmaker op therapeutische basis in zijn winkel werken. Een kans voor iemand die het moeilijk heeft. Eind 2018 blijkt die man geld uit de kas te stelen en extra kasafslagen te maken. Wanneer dat uitkomt, betaalt de vader van de dief ruim € 900 terug. De eigenaar laat het daarbij. Naar eigen zeggen weet hij niet dat er meer verdwenen is.

Dan komt de Belastingdienst

Vijf jaar later komt de Belastingdienst de boeken controleren. De conclusie is dat er in 2018 maar liefst € 57.106 meer omzet is geweest dan de ondernemer heeft aangegeven. De reactie van de eigenaar is dat het geld gestolen moet zijn door de man die destijds in de winkel werkte. Hij wil daarom € 42.844 afgetrokken zien als kosten. De Belastingdienst gelooft er niets van. De zaak belandt bij de rechtbank.

De rechtbank heeft grote twijfels

Het oordeel van de rechtbank is dat er veel te weinig bewijs is. Het verhaal is ongeloofwaardig. De ondernemer geeft geen concrete uitleg over wanneer en hoe hij die grote diefstal precies heeft ontdekt. Hij kan niet toelichten hoe hij op het bedrag van € 42.844 komt. Er is geen aangifte bij de politie gedaan en er is geen enkele documentatie van kasverschillen overgelegd. Vooral dat laatste punt vindt de rechtbank veelzeggend. Het bedrijf maakt namelijk dagelijks kasafslagen waarop de contante en girale omzet staan vermeld. Een kasverschil van ruim veertigduizend euro moet daarop toch opvallen? Het is niet aannemelijk dat een diefstal van deze omvang pas bij controle door de Belastingdienst, vijf jaar na dato, aan het licht komt, oordeelt de rechter. Het wekt de schijn dat het verhaal pas verzonnen is op het moment dat de Belastingdienst met correcties komt.

Bron: Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNHO:2025:9380 | 07-08-2025

Categorie: Ondernemingswinst

Eindejaarstips erf- en schenkbelasting

november 6, 2025 by VDWB

Aangiftetermijn erfbelasting

Nabestaanden van iemand die op of na 1 januari 2026 overlijdt, krijgen twintig maanden de tijd voor de aangifte erfbelasting. Op dit moment hebben nabestaanden, na iemands overlijden, acht maanden de tijd. Het startmoment voor de belastingrente wordt ook verschoven van acht naar twintig maanden.

Schenkingen kort voor overlijden

Schenkingen binnen 180 dagen voor overlijden worden niet langer als schenking gezien, maar alleen als deel van de erfenis. Nabestaanden hoeven dan geen aangifte voor de schenkbelasting te doen. Het bedrag van de schenking valt alleen onder de erfbelasting. Voor nabestaanden was het lastig te begrijpen dat ze eerst aangifte voor de schenkbelasting moeten doen en daarna voor de erfbelasting. Ook de verrekening van schenk- en erfbelasting riep vragen op. Dit gaat gelden bij overlijdens vanaf 1 januari 2026 en kan dus al gelden voor schenkingen in de tweede helft van 2025.

Vermogen overhevelen naar de (klein)kinderen?

Als iemand overlijdt, gaat zijn vermogen naar zijn erfgenamen. De erfgenamen moeten over hun aandeel in de nalatenschap erfbelasting betalen. Zonder testament geldt het wettelijk erfrecht. Dat komt erop neer dat de langstlevende echtgenoot en de kinderen voor gelijke delen erven, waarbij het vruchtgebruik van de kindsdelen naar de echtgenoot gaat. De kinderen krijgen een vordering op de echtgenoot. Voor de echtgenoot geldt een hoge vrijstelling van € 804.698 (2026: € 828.035).

Let op! Deze vrijstelling wordt verminderd met de waarde van de aan de echtgenoot toekomende vrijgestelde pensioenaanspraken. De vrijstelling voor de kinderen is beperkt tot € 25.490 (2026: € 26.230). 

De wettelijke regeling kan goed uitpakken, maar een testament kan helpen om bij overlijden belasting te besparen. Soms wordt gekozen voor het verschuiven van erfbelasting in plaats van besparen van erfbelasting. Een mogelijke reden hiervoor is dat het geld vastzit, bijvoorbeeld in een huis of in beleggingen. Het kan fiscaal gunstig zijn om ook de kleinkinderen te laten erven, bijvoorbeeld door voor hen legaten op te nemen in het testament. Een kleinkind kan van zijn grootouders een bedrag van € 25.490 (2026: € 26.230) belastingvrij erven.

Laat regelmatig controleren of het testament nog actueel is en past bij de huidige situatie. Geen testament? Overweeg dan om er een op te laten stellen.

Gebruik de schenkingsvrijstellingen

Door tijdens het leven (een deel van) het vermogen vrijgesteld te schenken aan kinderen, kan de toekomstige heffing van erfbelasting worden beperkt. Naast de jaarlijkse vrijstelling voor een schenking van ouders aan een kind van € 6.713 (2026: € 6.908), bestaat er voor kinderen tussen 18 en 40 jaar eenmalig een verhoogde vrijstelling van € 32.195 (2026: € 33.129). Voor schenkingen aan kleinkinderen geldt een vrijstelling van € 2.690 (2026: € 2.769).

Ongelijke verdeling echtgenoten

Huwelijkspartners moeten voortaan over de helft van de gemeenschap van goederen schenk- of erfbelasting betalen. Ook wanneer een van de partners bijvoorbeeld al 90% van de gemeenschap van goederen krijgt en slechts 10% erft, wordt over 50% erfbelasting geheven na overlijden van de ander.

Deze maatregel geldt eveneens voor partners die in hun huwelijkse voorwaarden een ongelijke verdeling hebben afgesproken, zoals bij een verrekenbeding. De nieuwe berekening is van toepassing op iedereen die op of na 16 september 2025 (Prinsjesdag) zo’n ongelijke verdeling heeft vastgelegd. Is de ongelijke verdeling vóór die datum al afgesproken, dan verandert er niets.

Bron: Ministerie van Financiën | wetswijziging | 27-10-2025

Categorie: Eindejaarsactualiteiten

Niet langer uitkeren van pensioen leidt tot belaste aanspraak

november 6, 2025 by VDWB

Een dga krijgt na twee jaar pensioenuitkeringen ineens 'het besef' dat uitkeren niet nodig was. Er volgt een naheffing van ruim een miljoen euro. De dga bereikte in juni 2015 de pensioengerechtigde leeftijd. Conform de pensioenbrief gaat zijn ouderdomspensioen van € 53.075 per jaar in. In 2015 wordt keurig aangifte gedaan én loonheffing afgedragen. In 2016 doet de bv wel aangifte, maar vergeet de loonheffing af te dragen. In het jaar 2017 doet de bv plotseling nihilaangiften. De verklaring is opmerkelijk: 'Vanaf 2017 is het besef ingedaald dat er geen pensioen uitgekeerd hoeft te worden.' Een besef dat de Belastingdienst niet deelt.

Onder dwang?

In de procedure beweert de bv dat de pensioenuitkeringen in 2015 en 2016 onder dwang van controlerende ambtenaren zijn gebeurd. Hij kan dit alleen niet bewijzen. Het hof oordeelt dat de inspecteur geen stukken kan overleggen die niet bestaan. Bovendien heeft de bv deze dwang nooit eerder aangevoerd, ook niet in de eerdere procedure over 2016.

Verrekenen met rekening-courant

De bv beweert onvoldoende middelen te hebben om het pensioen uit te betalen. Maar de dga heeft een rekening-courantschuld van € 276.747 bij de bv. Het pensioen kan simpelweg worden verrekend met deze schuld. De wettelijke beperkingen voor verrekening met regulier loon gelden niet voor pensioenuitkeringen.

Fiscaal onzuiver

Door bewust te stoppen met de pensioenuitkeringen wordt de regeling fiscaal onzuiver. De gevolgen zijn dat de volledige waarde van de pensioenaanspraak (€ 1,67 miljoen) wordt belast. Dit leidt tot een naheffing van € 1,15 miljoen, inclusief revisierente. De bv heeft bewust het risico genomen dat, als geen dwang aannemelijk kan worden gemaakt, het pensioen fiscaal onzuiver zou worden. Dat risico materialiseert zich nu in volle omvang.

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLI:NL:GHARL:2025:6243 | 06-10-2025

Categorie: Loonbelasting

Privégebruik blokkeert belaste verhuur werkkamer in eigen woning

november 6, 2025 by VDWB

Verhuur van onroerende zaken is in beginsel vrijgesteld van btw. Onder voorwaarden kan worden gekozen voor belaste verhuur. Een essentiële voorwaarde hierbij is dat het verhuurde niet als woning wordt gebruikt. Elke mate van gebruik als woning staat aan belaste verhuur in de weg. Een 90%-regel bestaat niet.

Verhuur werkkamer

Een man en vrouw laten samen een woning bouwen met vier verdiepingen en een werkkamer op de derde verdieping. De man is directeur van een vennootschap. Het samenwerkingsverband van beide partners verhuurt vanaf mei 2020 de werkkamer, de hallen op drie verdiepingen, een toilet en een parkeerplaats aan deze vennootschap. Het samenwerkingsverband stelt dat de verhuur een economische activiteit is en dat bij belaste verhuur enig privégebruik is toegestaan, mits de ruimtes voor minimaal 90% zakelijk worden gebruikt. Ze vragen de btw op de bouwkosten terug. De inspecteur weigert, omdat de ruimtes ook privé worden gebruikt.

Economische activiteit 

Het hof oordeelt dat er sprake is van een economische activiteit. Dat de verhuur mogelijk niet zou plaatsvinden als de man niet voor de vennootschap werkte, betekent volgens het hof niet dat de verhuur geen zelfstandige activiteit is.

Belaste verhuur 

Het hof oordeelt dat het samenwerkingsverband niet aan de voorwaarden voor belaste verhuur voldoet. Uit de huurovereenkomst blijkt dat het gehuurde ook ruimtes omvat die in gebruik zijn bij het gezin, namelijk de hallen en het toilet. Daarmee staat vast dat het gehuurde tevens als woning wordt gebruikt. Alleen al daarom is belaste verhuur niet mogelijk. Ook als alleen de werkkamer zou zijn verhuurd, is belaste verhuur niet mogelijk. Op deze verdieping staan immers ook de wasmachine en wasdroger die het gezin privé gebruikt. De stelling dat bij belaste verhuur enig privégebruik is toegestaan mits het gehuurde voor minimaal 90% zakelijk wordt gebruikt, vindt volgens het hof geen steun in het recht.

Parkeerplaats wel?

Verhuur van parkeerruimte is normaal niet vrijgesteld. De vraag is of de parkeerplaats afzonderlijk belast kan worden verhuurd. Het hof oordeelt van niet. Waar economisch gesproken één dienst wordt verleend, mag deze niet kunstmatig worden gesplitst. In dit geval hangt het gebruik van de parkeerplaats nauw samen met het gebruik van de werkkamer. Er is sprake van één economische prestatie, waarvan het gebruik van de woonruimtes het kenmerkende element vormt.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLI:NL:GHSHE:2025:2476 | 09-09-2025

Categorie: Omzetbelasting

Gelijk melden per ongeluk gebruik van de weg voorkomt boete en naheffing

november 6, 2025 by VDWB

Een vrouw schorst het kentekenbewijs van haar voertuig, omdat zij het tijdelijk niet gaat gebruiken. Enkele maanden later haalt zij de auto op bij de garage. Zij vergeet echter de schorsing op te heffen. Op het moment dat zij zich deze fout realiseert, neemt zij meteen contact op met de RDW om dit te melden en te vragen hoe ze het kan herstellen. De RDW bevestigt dat het gebruik nog niet is geregistreerd en adviseert haar af te wachten op een mogelijk bericht van de Belastingdienst.

Enkele weken later ontvangt de vrouw een vooraankondiging van een naheffingsaanslag en een boete vanwege het incidentele weggebruik. Deze aanslag en boete worden definitief opgelegd, maar na bezwaar wordt de boete gedeeltelijk verminderd. Ontevreden met deze beslissing, besluit de vrouw in beroep te gaan.

Volgens de rechtbank leidt de strikte toepassing van de wet in deze situatie tot een onevenwichtige en onredelijke uitkomst die de wetgever niet heeft voorzien en die ook niet van deze tijd is. Goedwillende burgers worden zwaarder belast dan redelijk is. Er is geen sprake van bewijsproblemen en de vrouw had zelf melding gedaan. De rechter oordeelt dat de naheffing en boete moeten worden vernietigd.

Bron: Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNHO:2025:11980 | 15-10-2025

Categorie: Autobelastingen

Eindejaarstips privé

november 6, 2025 by VDWB

Box 3: forfait of werkelijk rendement?

Het heffingsvrij vermogen daalt in 2026 van € 57.684 naar € 51.396. Tegelijk gaat het rendement op overige bezittingen omhoog van 5,88% naar 7,78%. Gevolg is dat mensen met overige bezittingen meer belasting gaan betalen. Zij hebben met de tegenbewijsregeling de mogelijkheid om het werkelijk behaalde rendement aan te tonen. Als dit bedrag lager is dan het eerder aangeslagen verwachte rendement, krijgen zij de te veel betaalde belasting terug. De invoering van een nieuw box 3-stelsel (op basis van het werkelijk rendement) schuift door naar 2028.

Opgaaf werkelijk rendement

Als er geen of niet tijdig bezwaar werd gemaakt tegen de box 3-heffing voor de jaren 2017, 2018, 2019 en 2020, dan is het op dit moment niet mogelijk om via het formulier Opgaaf werkelijk rendement een correctie naar het werkelijke rendement aan te vragen. Afhankelijk van de uitkomst van de procedure Massaal bezwaar plus kan dat mogelijk alsnog. In dat geval volgt automatisch bericht van de Belastingdienst.

Valt de datum van de definitieve aanslag op of na 12 november 2021? Dan mag het formulier alleen worden ingevuld als tijdig een verzoek tot ambtshalve vermindering is ingediend. 

Tip! Voor het jaar 2020 kan zo’n verzoek nog worden ingediend tot en met 31 december 2025.

Voor 2021 en latere jaren is het niet nodig om bezwaar te hebben gemaakt. De Belastingdienst stuurt automatisch een brief als het werkelijke rendement mag worden doorgegeven.

Beleggen met geleend geld

Beleggingen, die met geleend geld zijn gefinancierd, worden belastingtechnisch ongunstig behandeld in het forfaitaire systeem van box 3. Voor bezittingen anders dan banktegoeden geldt in 2025 een forfaitair rendement van 5,88% (2026: 7,78%). Voor schulden geldt een forfaitair rendement van 2,62% (2026: 2,7%). 

Bij 100%-financiering van een bezitting bedraagt de waarde per saldo nihil (bezitting = schuld), maar moet toch een rendement worden aangegeven van 3,26% (2026: 5,08%) over de waarde van de bezitting. Dit geldt uiteraard alleen als het vermogen in box 3 meer bedraagt dan de geldende vrijstelling.

Let op! De forfaitaire rendementspercentages voor de categorieën banktegoeden en schulden worden pas na afloop van het kalenderjaar berekend. Voor schulden geldt een veel lager forfaitair rendement dan voor overige bezittingen in box 3. Het percentage voor schulden is wel hoger dan voor banktegoeden (2025: 1,44%, 2026: 1,28%). Houd daar rekening mee bij de spreiding van het vermogen. Onderlinge vorderingen tussen partners én tussen ouders en minderjarige kinderen hoeven niet meer opgegeven te worden in de belastingaangifte. Dit geldt ook voor schulden met betrekking tot deze vorderingen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetswijziging | 28-10-2025

Categorie: Eindejaarsactualiteiten

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Pagina 4
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 134
  • Ga naar Volgende pagina »

Footer

Contactgegevens

Torenstraat 48
8501 BW Joure
0513 – 41 34 44

info@vanderwalbergsma.nl

Documenten

Disclaimer
Algemene voorwaarden
Privacy verklaring
Privacy voorwaarden
Klachten
Klokkenluidersregeling

Lidmaatschappen

Webdesign: Reclamebureau "Studio Daan & Ed"