• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de voettekst
0513 – 41 34 44
Van der Wal & Bergsma

Van der Wal & Bergsma

Accountants | Belastingadviseurs

  • Wat wij doen
  • Werken bij
  • Nieuws
  • Contact

VDWB

Privégebruik blokkeert belaste verhuur werkkamer in eigen woning

november 6, 2025 by VDWB

Verhuur van onroerende zaken is in beginsel vrijgesteld van btw. Onder voorwaarden kan worden gekozen voor belaste verhuur. Een essentiële voorwaarde hierbij is dat het verhuurde niet als woning wordt gebruikt. Elke mate van gebruik als woning staat aan belaste verhuur in de weg. Een 90%-regel bestaat niet.

Verhuur werkkamer

Een man en vrouw laten samen een woning bouwen met vier verdiepingen en een werkkamer op de derde verdieping. De man is directeur van een vennootschap. Het samenwerkingsverband van beide partners verhuurt vanaf mei 2020 de werkkamer, de hallen op drie verdiepingen, een toilet en een parkeerplaats aan deze vennootschap. Het samenwerkingsverband stelt dat de verhuur een economische activiteit is en dat bij belaste verhuur enig privégebruik is toegestaan, mits de ruimtes voor minimaal 90% zakelijk worden gebruikt. Ze vragen de btw op de bouwkosten terug. De inspecteur weigert, omdat de ruimtes ook privé worden gebruikt.

Economische activiteit 

Het hof oordeelt dat er sprake is van een economische activiteit. Dat de verhuur mogelijk niet zou plaatsvinden als de man niet voor de vennootschap werkte, betekent volgens het hof niet dat de verhuur geen zelfstandige activiteit is.

Belaste verhuur 

Het hof oordeelt dat het samenwerkingsverband niet aan de voorwaarden voor belaste verhuur voldoet. Uit de huurovereenkomst blijkt dat het gehuurde ook ruimtes omvat die in gebruik zijn bij het gezin, namelijk de hallen en het toilet. Daarmee staat vast dat het gehuurde tevens als woning wordt gebruikt. Alleen al daarom is belaste verhuur niet mogelijk. Ook als alleen de werkkamer zou zijn verhuurd, is belaste verhuur niet mogelijk. Op deze verdieping staan immers ook de wasmachine en wasdroger die het gezin privé gebruikt. De stelling dat bij belaste verhuur enig privégebruik is toegestaan mits het gehuurde voor minimaal 90% zakelijk wordt gebruikt, vindt volgens het hof geen steun in het recht.

Parkeerplaats wel?

Verhuur van parkeerruimte is normaal niet vrijgesteld. De vraag is of de parkeerplaats afzonderlijk belast kan worden verhuurd. Het hof oordeelt van niet. Waar economisch gesproken één dienst wordt verleend, mag deze niet kunstmatig worden gesplitst. In dit geval hangt het gebruik van de parkeerplaats nauw samen met het gebruik van de werkkamer. Er is sprake van één economische prestatie, waarvan het gebruik van de woonruimtes het kenmerkende element vormt.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLI:NL:GHSHE:2025:2476 | 09-09-2025

Categorie: Omzetbelasting

Gelijk melden per ongeluk gebruik van de weg voorkomt boete en naheffing

november 6, 2025 by VDWB

Een vrouw schorst het kentekenbewijs van haar voertuig, omdat zij het tijdelijk niet gaat gebruiken. Enkele maanden later haalt zij de auto op bij de garage. Zij vergeet echter de schorsing op te heffen. Op het moment dat zij zich deze fout realiseert, neemt zij meteen contact op met de RDW om dit te melden en te vragen hoe ze het kan herstellen. De RDW bevestigt dat het gebruik nog niet is geregistreerd en adviseert haar af te wachten op een mogelijk bericht van de Belastingdienst.

Enkele weken later ontvangt de vrouw een vooraankondiging van een naheffingsaanslag en een boete vanwege het incidentele weggebruik. Deze aanslag en boete worden definitief opgelegd, maar na bezwaar wordt de boete gedeeltelijk verminderd. Ontevreden met deze beslissing, besluit de vrouw in beroep te gaan.

Volgens de rechtbank leidt de strikte toepassing van de wet in deze situatie tot een onevenwichtige en onredelijke uitkomst die de wetgever niet heeft voorzien en die ook niet van deze tijd is. Goedwillende burgers worden zwaarder belast dan redelijk is. Er is geen sprake van bewijsproblemen en de vrouw had zelf melding gedaan. De rechter oordeelt dat de naheffing en boete moeten worden vernietigd.

Bron: Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNHO:2025:11980 | 15-10-2025

Categorie: Autobelastingen

Eindejaarstips privé

november 6, 2025 by VDWB

Box 3: forfait of werkelijk rendement?

Het heffingsvrij vermogen daalt in 2026 van € 57.684 naar € 51.396. Tegelijk gaat het rendement op overige bezittingen omhoog van 5,88% naar 7,78%. Gevolg is dat mensen met overige bezittingen meer belasting gaan betalen. Zij hebben met de tegenbewijsregeling de mogelijkheid om het werkelijk behaalde rendement aan te tonen. Als dit bedrag lager is dan het eerder aangeslagen verwachte rendement, krijgen zij de te veel betaalde belasting terug. De invoering van een nieuw box 3-stelsel (op basis van het werkelijk rendement) schuift door naar 2028.

Opgaaf werkelijk rendement

Als er geen of niet tijdig bezwaar werd gemaakt tegen de box 3-heffing voor de jaren 2017, 2018, 2019 en 2020, dan is het op dit moment niet mogelijk om via het formulier Opgaaf werkelijk rendement een correctie naar het werkelijke rendement aan te vragen. Afhankelijk van de uitkomst van de procedure Massaal bezwaar plus kan dat mogelijk alsnog. In dat geval volgt automatisch bericht van de Belastingdienst.

Valt de datum van de definitieve aanslag op of na 12 november 2021? Dan mag het formulier alleen worden ingevuld als tijdig een verzoek tot ambtshalve vermindering is ingediend. 

Tip! Voor het jaar 2020 kan zo’n verzoek nog worden ingediend tot en met 31 december 2025.

Voor 2021 en latere jaren is het niet nodig om bezwaar te hebben gemaakt. De Belastingdienst stuurt automatisch een brief als het werkelijke rendement mag worden doorgegeven.

Beleggen met geleend geld

Beleggingen, die met geleend geld zijn gefinancierd, worden belastingtechnisch ongunstig behandeld in het forfaitaire systeem van box 3. Voor bezittingen anders dan banktegoeden geldt in 2025 een forfaitair rendement van 5,88% (2026: 7,78%). Voor schulden geldt een forfaitair rendement van 2,62% (2026: 2,7%). 

Bij 100%-financiering van een bezitting bedraagt de waarde per saldo nihil (bezitting = schuld), maar moet toch een rendement worden aangegeven van 3,26% (2026: 5,08%) over de waarde van de bezitting. Dit geldt uiteraard alleen als het vermogen in box 3 meer bedraagt dan de geldende vrijstelling.

Let op! De forfaitaire rendementspercentages voor de categorieën banktegoeden en schulden worden pas na afloop van het kalenderjaar berekend. Voor schulden geldt een veel lager forfaitair rendement dan voor overige bezittingen in box 3. Het percentage voor schulden is wel hoger dan voor banktegoeden (2025: 1,44%, 2026: 1,28%). Houd daar rekening mee bij de spreiding van het vermogen. Onderlinge vorderingen tussen partners én tussen ouders en minderjarige kinderen hoeven niet meer opgegeven te worden in de belastingaangifte. Dit geldt ook voor schulden met betrekking tot deze vorderingen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetswijziging | 28-10-2025

Categorie: Eindejaarsactualiteiten

Eindejaarstips btw

november 6, 2025 by VDWB

Btw-verhoging logies

De voorgenomen verhoging van het lage btw-tarief (9% → 21%) gaat niet door voor cultuur, media en sport. De btw op logies gaat in 2026 wel omhoog. Doet een klant in 2025 al een betaling voor logies die plaatsvindt in 2026 of later? Dan geldt meteen het tarief van 21% btw. Dit geldt ook bij vouchers voor enkelvoudig gebruik die bestemd zijn voor logies in 2026 of later. Bijvoorbeeld bij een cadeaubon voor een overnachting in een hotel in 2026.

Herziening btw-aftrek diensten aan onroerende zaken

Voor diensten aan onroerende zaken geldt vanaf 1 januari 2026 een herzieningsregeling. Deze diensten worden (inclusief het jaar van ingebruikname) vijf boekjaren gevolgd, waarbij de btw-aftrek gedurende die periode in overeenstemming wordt gebracht met het gebruik van de onroerende zaak voor belaste of vrijgestelde prestaties. 

Een dienst valt onder de herziening als aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan: 

  • De dienst komt gedurende meerdere jaren ten goede aan de onroerende zaak. 
  • De vergoeding voor de dienst is minimaal € 30.000 (exclusief btw). 
  • De dienst is op of na 1 januari 2026 in gebruik genomen.

De start van de herzieningstermijn is gekoppeld aan het moment van ingebruikname van de dienst. De drempel voorkomt dat een ondernemer die over een periode van vijf jaar los van elkaar meerdere (zeer) kleine verbouwingen laat uitvoeren, wordt geconfronteerd met evenzoveel verschillende herzieningstermijnen.

Herziening in laatste aangifte

De btw op bedrijfsmiddelen komt in aftrek naar gelang de mate van het gebruik voor btw-belaste prestaties. Als de mate van het gebruik voor belaste prestaties verandert, moet de aftrek worden herzien (als het verschil groter is dan 10%). Voor onroerende zaken is de herzieningstermijn negen jaar, volgend op het jaar van ingebruikname. Voor roerende zaken, waarop wordt afgeschreven, bedraagt de herzieningstermijn vier jaar volgend op het jaar van ingebruikname. 

De herziening kan op de volgende manier in de laatste aangifte van het jaar worden verwerkt: 

  • Te veel btw afgetrokken?
    Geef de herziening aan als een extra bedrag af te dragen btw, in rubriek 1 van de btw-aangifte.
  • Te weinig btw afgetrokken?
    Geef dit extra bedrag aan als voorbelasting, in rubriek 5b van de btw-aangifte.

Bezwaar en beroep tegen een voldoening van nihil

Een voldoening van nihil wordt gelijkgesteld met een voldoening op aangifte. Hierdoor is nu ook wettelijk geregeld dat bezwaar en beroep openstaat tegen een nihilaangifte (€ 0). Dit was al bestaand beleid van de Belastingdienst. Dit zal voor het eerst gelden voor belastingtijdvakken die aflopen op of na 31 december 2025. In principe is dat het laatste kwartaal van 2025, maar het kan ook over de maand december 2025 gaan of het hele jaar 2025.

Het moment waarop de bezwaartermijn aanvangt, is bij de btw afhankelijk van het moment waarop de verschuldigde belasting op aangifte is voldaan. Aangezien er bij een nihilaangifte geen betaalmoment is, wordt als startmoment voor bezwaar de dag na het einde van de betalingstermijn aangewezen. Voorwaarde is dat de ondernemer de nihilaangifte tijdig heeft ingediend.

Nieuw tarief van 8% overdrachtsbelasting

Vanaf 1 januari 2026 wordt de overdrachtsbelasting voor woningen die niet als hoofdverblijf dienen verlaagd van 10,4 naar 8%. Door de verlaging wordt het investeren in woningen voor verhuur aantrekkelijker. Ook wordt de aanschaf van een tweede woning, zoals een vakantiehuis, hierdoor voordeliger. Het tarief van 10,4% blijft in 2026 gehandhaafd voor de aanschaf van bedrijfspanden en kantoren.

Ook het verlaagde tarief van 2% voor woningen die als hoofdverblijf worden gebruikt door de verkrijger blijft gelijk. De voorwaarden voor de startervrijstelling wijzigen niet. De woningwaardegrens gaat in 2026 omhoog van € 525.000 naar € 555.000.

Bron: Ministerie van Financiën | wetswijziging | 27-10-2025

Categorie: Eindejaarsactualiteiten

Eindejaarstips voor ondernemingen

november 6, 2025 by VDWB

Extra belasting brandstofauto van de zaak

Werkgevers die een auto van de zaak beschikbaar stellen aan werknemers, krijgen vanaf 1 januari 2027 te maken met een nieuwe fiscale maatregel. Het gaat om een zogenoemde pseudo-eindheffing van 12% op de cataloguswaarde van personenauto’s die op fossiele brandstof rijden en (mede) privé worden gebruikt. De pseudo-eindheffing geldt alleen voor personenauto’s met CO₂-uitstoot, zoals benzine-, diesel- en hybride auto’s. Elektrische auto’s zijn dus uitgezonderd. Ook motoren en bestelauto’s vallen buiten de regeling.

Een voorwaarde voor toepassing van de regel is dat sprake is van een werkgever-werknemerrelatie. In de praktijk betekent dit dat ook dga’s met een auto op de balans onder deze regeling kunnen vallen. De maatregel geldt niet voor de auto van de ib-ondernemer. De heffing bedraagt 12% van de cataloguswaarde, ongeacht het daadwerkelijke privégebruik. Dus ook woon-werkverkeer telt mee. Voor elke maand waarin de auto ten minste 1 dag ter beschikking is gesteld, is de pseudo-eindheffing voor die gehele maand (1/12) verschuldigd. Werkgevers mogen de kosten voor deze eindheffing niet verhalen op de werknemers. Voor auto’s ouder dan 25 jaar wordt gekeken naar de waarde in het economisch verkeer. De werknemer merkt geen verschil wat betreft zijn loonstrook.

Voor auto’s die al voor 1 januari 2027 ter beschikking zijn gesteld, geldt een overgangsregeling. Tot 17 september 2030 is dan nog geen pseudo-eindheffing verschuldigd. Dit lijkt ver weg, maar komt snel dichterbij. Zeker omdat leasecontracten vaak een looptijd van meerdere jaren hebben.

Minder administratie rondom mobiliteit

Werkgevers die meer dan 100, maar niet meer dan 250 werknemers in dienst hebben, hoeven in de toekomst niet meer te rapporteren hoeveel kilometers hun werknemers afleggen voor zakelijk verkeer of woon-werkverkeer. Bedrijven met 100 of minder werknemers hoeven nu al niet bij te houden hoeveel kilometers hun werknemers afleggen. Deze grens wordt verhoogd naar 250 werknemers. Wanneer de wijziging van de rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit (WPM) ingaat, is nog niet bekend. Eerst moeten de Tweede en Eerste Kamer het wetsvoorstel aannemen.

Samentelplafond EIA

Er komt een nieuwe bepaling binnen de energie-investeringsaftrek (EIA) die voorkomt dat ondernemingen het maximale investeringsbedrag overschrijden. Voortaan geldt er één gezamenlijk plafond van € 151 miljoen per belastingplichtige per jaar (samentelplafond). Dit maximum geldt voor alle energie-investeringen die een onderneming doet, zowel binnen de eigen organisatie als via samenwerkingsverbanden. Door deze samenvoeging wordt voorkomen dat bedrijven via verschillende routes meer aftrek krijgen dan het maximum.

Bron: Overig | wetswijziging | 27-10-2025

Categorie: Eindejaarsactualiteiten

Geen periodieke gift ondanks schenking gedurende vijf jaar

oktober 30, 2025 by VDWB

Wie een gift doet aan een goed doel, kan dit soms van de belasting aftrekken. Voor periodieke giften geldt een gunstige regeling. Echter, de wettelijke regeling schrijft voor dat het verplicht is een schriftelijke afspraak te maken waaruit blijkt dat de schenker echt vijf jaar lang gaat schenken. Volgens de rechter is een overeenkomst waarin staat dat het 'gebruikelijk' is om vijf jaar te schenken, niet genoeg. Het woord 'gebruikelijk' betekent dat het niet verplicht is.

Echtpaar schenkt aan museum

Een echtpaar wordt in 2017 promotor van een museum. De echtelieden tekenen een overeenkomst waarin staat: 'De bijdrage is € 10.000 per jaar. Het is gebruikelijk dat promotors lid blijven voor drie jaar'. Bij het tekenen wordt de drie jaar doorgestreept en vervangen door vijf jaar. Het echtpaar schenkt vervolgens elk jaar van 2018 tot en met 2022 inderdaad € 10.000 aan het museum. In hun belastingaangifte over 2020 trekken ze de schenking af als periodieke gift. Begin 2024 tekenen ze een nieuwe overeenkomst volgens een modelformulier van de Belastingdienst.

Gebruikelijk is niet hetzelfde als verplicht

De Belastingdienst accepteert de aftrek niet. De schenking telt wel mee als gewone gift, maar dat helpt niet, omdat de totale giften van het echtpaar onder de drempel blijven waarboven je mag aftrekken. De rechtbank geeft de Belastingdienst gelijk. De overeenkomst bevat geen echte verplichting om vijf jaar lang te schenken. De tekst ‘het is gebruikelijk' betekent dat de echtlieden een andere keuze mogen maken. De tekst is te vrijblijvend.

Vijf jaar

Het maakt niet uit dat het echtpaar daadwerkelijk vijf jaar lang heeft geschonken. Wat telt, is wat in de overeenkomst staat op het moment van ondertekenen. Ook de nieuwe overeenkomst uit 2024, die wel goed is opgesteld, helpt niet voor de schenking in 2020. De wetgever heeft deze strenge eis bewust gesteld. Bij periodieke giften loopt de schenker het risico dat hij de komende vijf jaar elk jaar moet betalen, ook als de financiële situatie verslechtert. Dat risico rechtvaardigt de fiscale aftrek. Zonder echte verplichting is er geen risico en dus geen recht op aftrek.

Onredelijk?

Het echtpaar vindt het oordeel onredelijk. Ze hebben in goed vertrouwen iets goeds willen doen. Het museum heeft de overeenkomst opgesteld, dus zij zijn van mening dat zij er niets aan kunnen doen dat de overeenkomst niet goed is opgesteld. De rechtbank begrijpt hun frustratie en waardeert hun goede bedoelingen. Toch kan de rechter hier niet helpen. Rechters mogen geen oordeel geven over de eerlijkheid van de wet.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:6448 | 25-09-2025

Categorie: Inkomstenbelasting

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Pagina 4
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 134
  • Ga naar Volgende pagina »

Footer

Contactgegevens

Torenstraat 48
8501 BW Joure
0513 – 41 34 44

info@vanderwalbergsma.nl

Documenten

Disclaimer
Algemene voorwaarden
Privacy verklaring
Privacy voorwaarden
Klachten
Klokkenluidersregeling

Lidmaatschappen

Webdesign: Reclamebureau "Studio Daan & Ed"