Op grond van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap wordt het bovenmatige deel van de schulden, die de houder van een aanmerkelijk belang in een vennootschap aan die vennootschap heeft, aangemerkt als een regulier voordeel uit aanmerkelijk belang. Dat betekent dat dit deel van de schulden wordt belast in box 2 van de inkomstenbelasting. De wet geldt ook voor de partner van de houder van het aanmerkelijke belang en voor schulden, die zij gezamenlijk hebben. Het bovenmatige deel van de schulden is het totaal van de schulden, voor zover dat op de peildatum meer bedraagt dan € 500.000. Eigenwoningschulden tellen niet mee voor deze regeling. De peildatum is 31 december van een kalenderjaar. Voor het jaar 2023 gold nog een schuldbedrag van € 700.000. Het bedrag van € 500.000 wordt vermeerderd met bedragen, die eerder op grond van deze regeling in de belastingheffing zijn betrokken.
Nieuwsberichten
Wettelijke rente per 1 januari 2024
De wettelijke rente is per 1 januari 2024 verhoogd van 6% naar 7%. De vorige wijziging van de wettelijke rente vond plaats per 1 juli 2023. De wettelijke rente wordt berekend door de basisherfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank (ECB) te verhogen met een opslag van 2,25%. De basisherfinancieringsrente van de ECB bedraagt 4,5%. De berekende rente wordt afgerond op hele procenten, waarbij halve procenten of meer naar boven worden afgerond. De basisherfinancieringsrente is de rente waartegen banken voor de duur van één week geld kunnen lenen van de ECB. Aanpassing van de wettelijke rente geschiedt, indien nodig, halfjaarlijks per 1 januari en per 1 juli.
Energielijst 2024 vastgesteld
De minister van EZK heeft de Energielijst 2024 vastgesteld. Deze lijst bevat de bedrijfsmiddelen, die bij investering in 2024 in aanmerking komen voor de energie-investeringsaftrek (EIA). De lijst bevat in 2024 geen bedrijfsmiddelen meer waarvan de terugverdientijd beduidend korter is dan vijf jaar. Bedrijven en instellingen zijn verplicht om alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder uit te voeren. Deze verplichte maatregelen worden niet langer via de EIA gesubsidieerd.
Met ingang van 2024 komen zonnepanelen voor elektriciteitsopwekking met een kleinverbruikersaansluiting alleen in aanmerking voor de EIA als het maximum vermogen niet meer dan 55 kW bedraagt.
Voor ondernemers, die de hoogst haalbare energieprestatieverbetering volgens de renovatiestandaard voor hun bedrijfsgebouw realiseren (A++ of A+++), is het maximum investeringsbedrag, dat in aanmerking komt voor EIA, verhoogd.
Tarieven en heffingskortingen 2024
De tarieven in box 1 van de inkomstenbelasting en voor de loonbelasting zijn in 2024 als volgt.
tariefschijf |
inkomen op jaarbasis |
belasting en premies volksverzekeringen, jonger dan AOW-leeftijd |
idem, AOW-leeftijd en ouder |
---|---|---|---|
1a |
€ 0 tot € 38.098 |
36,97% |
19,07% |
1b |
€ 38.098 tot € 75.518 |
36,97% |
36,97% |
2 |
€ 75.518 of meer |
49,5% |
49,5% |
Voor mensen, die geboren zijn voor 1 januari 1946, geldt een hogere grens van schijf 1a van € 40.021.
Het tarief in de eerste schijf bevat een premiecomponent. Tot de AOW-leeftijd bestaat deze uit 17,9% AOW, 0,1% Anw en 9,65% Wlz. Bij het bereiken van de AOW-leeftijd vervalt de AOW-premie. In 2024 bedraagt de AOW-leeftijd 67 jaar.
Heffingskortingen
De algemene heffingskorting bedraagt maximaal € 3.362 en wordt boven een inkomen in box 1 van € 24.812 afgebouwd tot nihil. De afbouw bedraagt 6,63% van het meerdere inkomen. Voor mensen, die de AOW-leeftijd hebben bereikt, bedraagt de algemene heffingskorting maximaal € 1.735 en bedraagt de afbouw 3,42%. Vanaf een inkomen van € 75.518 is de algemene heffingskorting nihil.
De arbeidskorting bedraagt maximaal € 5.532 voor mensen die jonger zijn dan de AOW-leeftijd. Voor mensen die de AOW-leeftijd hebben bereikt bedraagt de arbeidskorting maximaal € 2.854. De arbeidskorting wordt afgebouwd tot nihil vanaf een arbeidsinkomen van € 39.957. De afbouw bedraagt 6,51% van het arbeidsinkomen boven € 39.957. Voor AOW-gerechtigden bedraagt de afbouw 3,358%. De arbeidskorting bedraagt nihil bij een inkomen vanaf € 124.934.
De inkomensafhankelijke combinatiekorting kent geen basisbedrag. De korting start bij een arbeidsinkomen van € 6.073 en loopt op met 11,45% van het meerdere inkomen tot een maximum van € 2.950 bij een inkomen van € 31.837 of hoger.
De jonggehandicaptenkorting bedraagt € 898.
De ouderenkorting geldt voor AOW-gerechtigden. De ouderenkorting bedraagt € 2.010 tot een inkomen van € 44.770. Boven dat inkomen daalt de ouderenkorting met 15% van het meerdere tot nihil bij een inkomen van € 58.170. De alleenstaande-ouderenkorting bedraagt € 524.
Belastingplan 2024 grotendeels aangenomen
De Eerste Kamer heeft ingestemd met het merendeel van de wetsvoorstellen, die samen het Belastingplan 2024 vormen. Het pakket Belastingplan 2024 omvat de volgende wetsvoorstellen:
- Het Belastingplan 2024;
- Het Belastingplan BES eilanden 2024;
- Overige fiscale maatregelen 2024;
- Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024;
- Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling;
- Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling;
- Wet compensatie wegens selectie aan de poort;
- Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen;
- Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw;
- Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm;
- Wet tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting;
- Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag;
- Bevriezing dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon;
- Intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning;
- Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit.
De voorstellen Fiscale verzamelwet 2024 en Wet minimumbelasting 2024 zijn gezamenlijk met het Pakket Belastingplan 2024 behandeld en aangenomen. Het voorstel Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit is verworpen. Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 in de Eerste Kamer zijn 23 moties ingediend. Daarvan zijn er 15 aangenomen en zes verworpen. Een motie is ingetrokken; een motie is aangehouden.
In de moties vraagt de Eerste Kamer om voortaan belastingmaatregelen eerder in te dienen en om een meerjarige wetgevingsagenda fiscaliteit. Daarnaast roept de Kamer het kabinet op om de inflatiecorrectie volledig toe te passen, de invoeringsdatum van de nieuwe verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken uit te stellen tot 1 januari 2025 en om een nultarief in de verbruiksbelasting in te voeren voor dranken zonder toegevoegde suikers. De Kamer wil verder dat in het Belastingplan 2025 een alternatief dekkingsvoorstel voor het hogere minimumloon komt. Ook wil de Kamer de inkoopfaciliteit eigen aandelen behouden en de 30%-regeling aanpassen. De staatssecretaris van Financiën heeft toegezegd bij de Voorjaarsnota 2024 met alternatieven te komen.
Gewijzigd besluit btw-heffing onroerende zaken
De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit over de heffing van btw bij de levering van onroerende zaken en de verhuur van onroerende zaken gewijzigd. De wijzigingen in de zogeheten Vastgoedbesluit houden verband met ontwikkelingen in de jurisprudentie en in de regelgeving en met beleidsmatige aanpassingen. Het besluit behandelt onder meer de goedkeuringen voor situaties waarin de levering en de verhuur van onroerende zaken op verzoek worden belast. Richtlijnen over het recht op aftrek van btw bij de levering en verhuur van onroerende zaken zijn opgenomen in het besluit ’Omzetbelasting, aftrek van omzetbelasting’ uit 2020.
In wezen nieuwbouw
De levering van een nieuwe onroerende zaak is van rechtswege belast met btw en vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Een ingrijpende verbouwing van een bestaand gebouw kan tot gevolg hebben dat een nieuwe onroerende zaak ontstaat. Volgens een arrest van de Hoge Raad uit november 2022 is dat alleen het geval bij wijziging van de bouwkundige constructie. In het besluit wordt naar dit arrest verwezen. Een verbouwing is niet snel zó ingrijpend dat daardoor in wezen nieuwbouw ontstaat.
Wijzigingen in de uiterlijke herkenbaarheid of de functie van het gebouw of de omvang van de investeringen kunnen aanwijzingen zijn dat de verbouwing in bouwkundig opzicht ingrijpend is geweest. De vraag is hoe het arrest van de Hoge Raad zich verhoudt tot arresten van het Hof van Justitie EU over deze materie.
Bestrating
Klinkerbestrating kwalificeert onder voorwaarden als een gebouw voor de btw. Dat is het geval wanneer de bestrating deel uitmaakt van een geheel, dat bestaat uit drainage en terreinverlichting. Ook klinkerbestrating met een fundering, die in asfalt is ingelegd, vormt een gebouw. Eenvoudig te verwijderen klinkerbestrating, die geen deel uitmaakt van een geheel, kwalificeert niet als een gebouw. Dit geldt ook voor een terrein dat is voorzien van stelconplaten.
Ingebruikneming gebouw
De levering van een gebouw is van rechtswege belast als deze plaatsvindt vóór, op of uiterlijk twee jaar na het tijdstip van eerste ingebruikname. Bepalend is het feitelijk voor het eerst en op duurzame wijze gebruik maken van een gebouw in overeenstemming met de bestemming daarvan. Volgens het besluit is daarvan sprake zodra er feitelijke handelingen in het gebouw plaatsvinden die zijn gericht op het duurzame gebruik.
Bij een gebouw, dat bestaat uit meerdere zelfstandige gedeelten, kan de ingebruikneming gefaseerd plaatsvinden. Als een gebouw voor de btw-heffing niet is te splitsen in zelfstandige gedeelten, vindt de eerste ingebruikneming van het gehele gebouw plaats als het eerste deel van het gebouw in gebruik wordt genomen.
Servicekosten
In de vorige versie van het besluit stond dat servicekosten het btw-regime van de verhuur volgen. Dat ligt nu genuanceerder. Als een individuele huurder of de huurders gezamenlijk de dienstverrichter kunnen kiezen en de servicekosten afzonderlijk op de factuur worden vermeld, is de doorbelasting van de servicekosten belast met btw. Volgens het besluit is daarnaast sprake van een afzonderlijke (belaste) dienst als de verhuurder kosten voor warmte en/of koude in rekening brengt, indien het verbruik per huurder individueel bepaald kan worden. Dat geldt ook als de huurder de warmte en koude verplicht van de verhuurder moet afnemen.
Verhuurders mogen tot 1 januari 2025 de huidige praktijk voortzetten.
Verhuur van niet-geïntegreerde zonnepanelen
De verhuur van niet-geïntegreerde zonnepanelen op of nabij een verhuurde woning vormt een bijkomende prestatie bij de verhuur. Deze verhuur is vrijgesteld van btw. Er geldt een overgangsregeling voor verhuurders, die voor 2023 de btw op de aanschaf van de zonnepanelen in aftrek hebben gebracht. Gedurende de herzieningstermijn mogen deze verhuurders uitgaan van belaste verhuur van de zonnepanelen, om herziening van de aftrek te voorkomen.
Optie voor belaste verhuur
De verhuur van onroerende zaken is in principe vrijgesteld van btw. Verhuurder en huurder kunnen opteren voor belaste verhuur als de huurder de zaak gebruikt voor btw-belaste activiteiten. De huurovereenkomst dient een aantal formele voorwaarden te omvatten. Als dat niet het geval is, geldt de vrijstelling voor de verhuur. De staatssecretaris heeft goedgekeurd dat de verhuur ondanks formele gebreken toch belast is wanneer is gehandeld of rechtsgeldig is geopteerd voor een btw belaste verhuur. Het formele gebrek dient binnen een redelijke termijn na ontdekking te worden hersteld.