• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de voettekst
0513 – 41 34 44
Van der Wal & Bergsma

Van der Wal & Bergsma

Accountants | Belastingadviseurs

  • Wat wij doen
  • Werken bij
  • Nieuws
  • Contact

Nieuwsberichten

Forfaitaire rendementen en heffingvrij vermogen 2019

oktober 4, 2018 by VDWB

In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën de forfaitaire rendementen per vermogensschijf en de hoogte van het heffingvrij vermogen in box 3 voor 2019 bekend gemaakt. Het heffingvrije vermogen wordt volgens het indexatiemechanisme voor 2019 verhoogd naar € 30.360.

Rendement per vermogensschijf

 Van € 0 tot en met € 71.650

Van € 71.651 tot en met € 989.736

Meer dan € 989.736

Weging sparen

67%

21%

0%

Weging beleggen

33%

79%

100%

2017

2,87%

4,60%

5,39%

2018

2,02%

4,33%

5,38%

2019

1,94%

4,45%

5,60%

Met ingang van 2018 wordt voor de bepaling van het forfaitaire rendement op sparen beter aangesloten bij het actuele rendement. Het spaarrendement wordt vastgesteld aan de hand van de meest recente beschikbare periode van twaalf maanden. Dat is de periode van juli in het jaar (t-2) tot en met juni van het jaar (t-1). Het forfaitaire rendement voor sparen voor 2019 is vastgesteld op 0,13%.

Het forfaitaire rendement voor beleggen is het gewogen gemiddelde van het langetermijnrendement van het voorgaande jaar en het jaarrendement van het daaraan voorafgaande jaar. Het langetermijnrendement van het voorgaande jaar telt mee voor 14/15e deel en het jaarrendement voor 1/15e deel. Door de stijging van de huizenprijzen en van de aandelenkoersen komt het rendement voor beleggingen voor 2019 uit op 5,60%.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2018-0000143859 | 04-10-2018

Categorie: Divers

Internetconsultatie vernieuwing verdragsbeleid

oktober 4, 2018 by VDWB

Het ministerie van Financiën is een internetconsultatie gestart ter voorbereiding op een vernieuwing van het verdragsbeleid. In dat kader is ook een lijst van laagbelastende landen opgesteld. De vernieuwing van het verdragsbeleid past binnen de maatregelen om belastingontwijking- en ontduiking tegen te gaan. Tegelijkertijd moet Nederland aantrekkelijk blijven voor het bedrijfsleven.

Nederlandse lijst
De lijst met laagbelastende landen bevat landen zonder winstbelasting of met een tarief van minder dan 7%. Nederland is van plan om Anguilla, de Bahama’s, Bahrein, Bermuda, de Britse Maagdeneilanden, Guernsey, Isle of Man, Jersey, de Kaaimaneilanden, Koeweit, Palau, Qatar, Saudi-Arabië, de Turks- en Caicoseilanden, Vanuatu en de Verenigde Arabische Emiraten op die lijst te plaatsen. De consultatie geeft betrokkenen de kans om hun kennis over de belastingsystemen van andere landen door te geven voordat de lijst definitief wordt vastgesteld. Dit moet voorkomen dat landen ten onrechte wel of niet op de lijst worden opgenomen. Na 2019 zal de lijst jaarlijks worden geactualiseerd. De lijst zal daarnaast worden gebruikt bij de invoering van de in het Belastingplan 2019 voorgestelde conditionele bronbelasting op dividenden en op interest en royalty’s. Deze laatste zal niet eerder ingaan dan per 1 januari 2021.

Verdragsbeleid
Het huidige verdragsbeleid is aan vernieuwing toe. Het kabinet wil dat verdragen goed aansluiten bij maatregelen die zijn voorgesteld om belastingontwijking tegen te gaan. Dit speelt met name bij belastingverdragen met landen op de lijst van laagbelastende landen.  Ook de heffingsverdeling tussen Nederland en ontwikkelingslanden is toe aan vernieuwing, aan de hand van een nieuw VN-Modelverdrag. Het ministerie van Financiën wil niet alleen reacties op deze onderdelen maar staat ook open voor reacties over andere zaken rondom het verdragsbeleid.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 04-10-2018

Categorie: Divers

Geen uitzondering op verhoging laag tarief btw

oktober 4, 2018 by VDWB

De staatssecretaris van Financiën is niet van plan om een uitzondering te maken op de voorgenomen verhoging van het lage btw-tarief. Dat zegt hij in antwoord op Kamervragen. Het lage tarief geldt voor eerste levensbehoeften, waaronder leidingwater. De vragenstellers wilden van de staatssecretaris weten hoe hij staat tegenover het niet toepassen van de tariefsverhoging voor drinkwater. De staatssecretaris is ook niet van plan om de belasting op leidingwater te verlagen of af te schaffen. De belasting op leidingwater wordt geheven van leveranciers van leidingwater. Het tarief in 2018 is € 0,339 per m3.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2018-0000162937 | 04-10-2018

Categorie: Divers

Kleindochter geen pleegkind van oma

oktober 4, 2018 by VDWB

De Wet op de inkomstenbelasting kent het begrip “pleegkind”, maar omvat geen nadere omschrijving van het begrip. Daarvoor wordt aangesloten bij de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Volgens de AKW is een pleegkind het kind (van een ander) dat als eigen kind wordt onderhouden en opgevoed. Om als pleegkind aangemerkt te worden moet voldaan zijn aan de onderhoudseis en aan de opvoedingseis.

Een grootmoeder claimde toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de alleenstaande-ouderkorting in verband met haar inwonende kleindochter. In geschil was of de kleindochter als pleegkind kon worden aangemerkt. Niet in geschil was dat aan de opvoedingseis was voldaan. De discussie spitste zich toe op de onderhoudseis. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat aan die eis niet was voldaan. Bepalend daarvoor was dat een substantieel deel van de onderhoudskosten van de kleindochter werd gedekt door een pleegzorgvergoeding die grootmoeder had ontvangen. De ontvangen pleegzorgvergoeding bedroeg € 6.048, terwijl de totale kosten voor het levensonderhoud van de kleindochter volgens grootmoeder € 8.838 bedroegen. De kleindochter gold voor toepassing van de Wet IB niet als een pleegkind. Dat had tot gevolg dat grootmoeder geen recht had op de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de alleenstaande-ouderkorting.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20188255, 18/00022 | 04-10-2018

Categorie: Divers

Ondanks lage omzet toch voldaan aan urencriterium

september 27, 2018 by VDWB

Een ondernemer heeft recht op zelfstandigenaftrek wanneer hij ten minste 1.225 uur per jaar besteedt aan zijn onderneming. De zelfstandigenaftrek vermindert het belastbare inkomen van de ondernemer. De bewijslast voor het voldoen aan het urencriterium rust op de ondernemer. Het bijhouden van een urenadministratie is een hulpmiddel om de tijdbesteding van de ondernemer te onderbouwen.

Een meubelstoffeerder, die geen urenadministratie bijhield, maakte volgens Hof Arnhem-Leeuwarden toch aannemelijk dat hij aan het urencriterium voldeed. Het hof vond de verklaring van de meubelstoffeerder dat hij dagelijks zes uur per dag bezig was in zijn werkplaats met werkzaamheden voor zijn onderneming geloofwaardig. Dat strookte met eerder afgelegde verklaringen van de stoffeerder. Hoewel het feitelijk behaalde uurtarief laag was ten opzichte van het branchegemiddelde, vond het hof aannemelijk dat de ondernemer door zijn leeftijd meer tijd voor zijn opdrachten nodig had dan vroeger. Verder verklaarde de ondernemer dat hij de tijd had om zijn opdrachten goed en zorgvuldig uit te voeren en dat hij nog steeds veel plezier beleeft aan zijn werk. Het ten opzichte van de bestede tijd lage inkomen nam de meubelstoffeerder daarom voor lief.

Uitgaande van minimaal 40 weken per jaar, vijf dagen per week en zes uur per dag besteedde de meubelstoffeerder in ieder geval 1.200 directe uren aan zijn onderneming. Niet in geschil was dat de ondernemer in ieder geval 25 uur op kalenderjaarbasis aan acquisitie, onderhoud van materialen en administratie besteedde. Daarmee was aannemelijk gemaakt dat de meubelstoffeerder meer dan 1.225 uren per kalenderjaar aan werkzaamheden voor zijn onderneming heeft besteed en dus aan het urencriterium voldeed. De zelfstandigenaftrek was ten onrechte gecorrigeerd.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20187861, 17/01283 t/m 17/01287 | 27-09-2018

Categorie: Divers

Betaling zwart loon impliceert geen zwarte omzet

september 27, 2018 by VDWB

Wanneer de Belastingdienst vaststelt dat een bedrijf zwarte lonen uitbetaald, leidt dat tot het opleggen van naheffingsaanslagen loonheffingen en boetes. De constatering van zwarte lonen hangt vaak samen met niet verantwoorde omzet. Is dat het geval, dan volgen er naheffingsaanslagen omzetbelasting en navorderingsaanslagen inkomsten- of vennootschapsbelasting en nog meer boetes. Dat zwarte lonen samenhangen met zwarte omzet is echter geen automatisme. De niet in de loonadministratie verwerkte lonen kunnen als een andere kostenpost in de administratie zijn verwerkt. Net als voor de betaling van zwarte lonen ligt de bewijslast voor zwarte omzet bij de Belastingdienst. Die slaagt er niet altijd in om naast zwarte lonen ook zwarte omzet aannemelijk te maken.

Naar aanleiding van ontvangen informatie stelde de Belastingdienst een onderzoek in naar de aanvaardbaarheid van aangiften vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonheffingen bij enkele vennootschappen. Daaruit bleek dat in de jaren 2007 tot en met 2009 zwarte lonen zijn betaald. Aan de vennootschappen zijn naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd. Volgens de inspecteur betekende de constatering van zwarte lonen dat de vennootschappen zwarte omzet moeten hebben behaald en dat de behaalde winst als verkapte uitdeling aan de dga ten goede is gekomen. Daarom legde de inspecteur een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2007 op, waarin de uitdeling als inkomen uit aanmerkelijk belang is opgenomen. Aan de vennootschappen werden naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd ter correctie van de verzwegen omzet.

Volgens de rechtbank heeft de inspecteur de verzwegen (zwarte) omzet niet aannemelijk gemaakt. Dat betekende dat de beroepen tegen de navorderingsaanslag en de naheffingsaanslagen omzetbelasting gegrond waren. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft het hoger beroep van de inspecteur afgewezen. Anders dan de inspecteur veronderstelt, betekent de constatering van betaling van zwarte lonen niet dat daar niet geboekte omzet tegenover staat. Er kan niet worden uitgesloten dat de zwarte lonen zijn voldaan uit verantwoorde (zwarte) omzet, maar anders dan als loonkosten in de boekhouding zijn verantwoord. Uit het controlerapport blijkt niet dat is gecontroleerd of die andere wijze van boeking zich kan hebben voorgedaan. De inspecteur heeft de gestelde bedragen aan zwarte omzet niet aannemelijk gemaakt en daarmee ook niet dat een gedeelte daarvan als uitdeling van winst aan de dga ten goede is gekomen.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20187811, 17/00587 | 27-09-2018

Categorie: Divers

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 110
  • Pagina 111
  • Pagina 112
  • Pagina 113
  • Pagina 114
  • Pagina 115
  • Ga naar Volgende pagina »

Footer

Contactgegevens

Torenstraat 48
8501 BW Joure
0513 – 41 34 44

info@vanderwalbergsma.nl

Documenten

Disclaimer
Algemene voorwaarden
Privacy verklaring
Privacy voorwaarden
Klachten
Klokkenluidersregeling

Lidmaatschappen

Webdesign: Reclamebureau "Studio Daan & Ed"