• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de voettekst
0513 – 41 34 44
Van der Wal & Bergsma

Van der Wal & Bergsma

Accountants | Belastingadviseurs

  • Wat wij doen
  • Werken bij
  • Nieuws
  • Contact

VDWB

Nieuwe btw-identificatienummers voor eenmanszaken

december 20, 2018 by VDWB

Het huidige btw-identificatienummer van eenmanszaken omvat het burgerservicenummer (BSN) van de ondernemer. Dat gaat veranderen. Alle eenmanszaken in Nederland krijgen namelijk voor 1 januari 2020 een nieuw btw-identificatienummer.

Door de uitgifte van nieuwe btw-identificatienummers voldoet de Belastingdienst aan de eisen van de Autoriteit Persoonsgegevens. Het risico van identiteitsfraude vermindert hierdoor en de privacy van ondernemers wordt beter gewaarborgd. In de interne systemen van de Belastingdienst blijft overigens het bestaande nummer in gebruik. Het nieuwe btw-identificatienummer is bedoeld voor extern gebruik en wordt bij contacten met de systemen van de Belastingdienst automatisch vertaald naar het oude nummer om de interne verwerking door de Belastingdienst ongestoord te laten verlopen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 20-12-2018

Categorie: Omzetbelasting

Evaluatie middelingsregeling

december 20, 2018 by VDWB

Het ministerie van Financiën heeft een evaluatie van de middelingsregeling in de inkomstenbelasting uit laten voeren. Het kabinet zal de uitkomsten van de evaluatie betrekken bij het aangekondigde onderzoek naar mogelijkheden voor verbetering van het belastingstelsel in het voorjaar van 2019. De insteek van dit onderzoek is om vanuit een breder perspectief te kijken naar mogelijkheden om het belastingstelsel eenvoudiger, doeltreffender en doelmatiger te maken.

De middelingsregeling is een faciliteit waarmee het progressienadeel van sterk wisselende inkomens kan worden gecompenseerd. Dat gebeurt door de geheven inkomstenbelasting in box 1 over drie aaneengesloten jaren te herrekenen op basis van het gemiddelde inkomen van die jaren. Bij de invoering van de regeling is niet expliciet vastgelegd of deze bedoeld is voor bepaalde groepen mensen of voor bepaalde situaties. Daardoor is niet duidelijk of in bepaalde gevallen compensatie via de middelingsregeling al dan niet gewenst is.

Onderzocht is in welke mate de middelingsregeling doeltreffend en doelmatig is. Jaarlijks maken circa 50.000 belastingplichtigen gebruik van de middelingsregeling. Daarmee is een bedrag tussen € 70 miljoen en € 90 miljoen gemoeid. De gemiddelde middelingsteruggave ligt tussen € 1.550 en € 1.700. 30% van de gebruikers valt binnen de categorie starters of structureel meer verdieners en 28% valt binnen de categorie stoppers of structureel minder verdieners. De benutting van de middelingsregeling is laag aangezien 85% van de belastingplichtigen die recht hebben op een middelingsteruggave geen gebruik van de regeling maakt.

De middelingsregeling is de afgelopen jaren ongewijzigd gebleven ondanks het inkomensafhankelijk maken van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Deze heffingskortingen kunnen effect hebben op de mate waarin belastingplichtigen progressienadeel ondervinden. Heffingskortingen worden echter niet meegenomen in de middelingsregeling. Daarnaast zal op grond van het Belastingplan 2019 vanaf 2021 een tweeschijvenstelsel gelden. Hierdoor zullen alleen mensen met een inkomen dat incidenteel in het toptarief valt en sommige AOW-gerechtigden gebruik kunnen maken van de middelingsregeling. Het aantal potentiële gebruikers zal daardoor met ongeveer 60% dalen.

Door de lage benutting, de relatief hoge uitvoeringskosten en het niet meenemen van de inkomensafhankelijkheid van heffingskortingen zijn de doeltreffendheid en doelmatigheid van de middelingsregeling beperkt. De regeling bereikt uiteindelijk slechts 15% van de belastingplichtigen die ervoor in aanmerking komen. Samen met de verwachte ontwikkelingen als gevolg van invoering van het tweeschijvenstelsel leidt dit ertoe dat er serieuze kanttekeningen te plaatsen zijn bij de (toekomstige) effectiviteit van de middelingsregeling. De onderzoekers zien twee opties voor de middelingsregeling. De eerste optie is het betrekken van de afbouw van de heffingskortingen bij de middelingsregeling. De tweede optie is afschaffing van de middelingsregeling.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2018-0000204369 | 20-12-2018

Categorie: Inkomstenbelasting

Werkgever voldoet niet aan herplaatsingsvereiste

december 13, 2018 by VDWB

Een arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden als er een redelijke grond voor is, op voorwaarde dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn in een andere passende functie niet mogelijk is. Er bestaat een redelijke grond als om bedrijfseconomische redenen arbeidsplaatsen moeten vervallen. De redelijke termijn voor herplaatsing is gelijk aan de opzegtermijn die de werkgever voor de werknemer in acht moet nemen. Er is sprake van een passende functie wanneer deze aansluit bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van de werknemer. Voor de beoordeling of een passende functie beschikbaar is, wordt gekeken naar bestaande vacatures en vacatures die binnen de redelijke termijn zullen ontstaan.

In het kader van het herplaatsingsvereiste wordt van een werkgever verwacht dat hij actief onderzoekt of herplaatsing in een passende functie binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, mogelijk is. Het herplaatsingsvereiste strekt zich in voorkomende gevallen uit over het gehele concern waartoe het bedrijf van de werkgever behoort. De werkgever moet kunnen aantonen dat hij zich voldoende heeft ingespannen om de werknemer te herplaatsen en daarmee diens ontslag te voorkomen.

Hof Den Bosch oordeelde in een procedure dat de werkgever onvoldoende actief was geweest om een werknemer te herplaatsen. De werkgever maakte deel uit van een wereldwijd concern, maar had zich beperkt tot vacatures in Nederland. Het UWV had de werkgever erop gewezen dat hij een overzicht van vacatures van alle ondernemingen van het concern over had moeten leggen en moeten nagaan of de werknemer bereid was om naar het buitenland te gaan. Omdat de werkgever niet aan het herplaatsingsvereiste had voldaan wees het hof het verzoek van de werkgever om een datum te bepalen, waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, af.

Bron: Hof Den Bosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE20185118, 200.238.205/01 | 13-12-2018

Categorie: Arbeidsrecht

Belastingdeel heffingskortingen

december 13, 2018 by VDWB

De heffingskortingen voor de loon- en inkomstenbelasting bestaan uit een belasting- en een premiedeel. Iedereen, die onder de loonbelasting valt, heeft recht op het belastingdeel van de heffingskortingen die samen de loonheffingskorting vormen. Iedereen, die in Nederland verzekerd is voor de volksverzekeringen, heeft recht op het premiedeel van de heffingskortingen. Met ingang van 1 januari 2019 ontvangen buitenlandse belastingplichtigen niet langer via de loonbelasting het belastingdeel van de heffingskortingen. Deze maatregel moet voorkomen dat buitenlandse belastingplichtigen heffingskortingen via de inkomstenbelasting terug moeten betalen wanneer zij daar geen recht op hebben. Buitenlandse belastingplichtigen, die recht hebben op dezelfde heffingskortingen als binnenlandse belastingplichtigen, kunnen de heffingskortingen via hun aangifte inkomstenbelasting incasseren. Via een voorlopige aanslag inkomstenbelasting kunnen zij de heffingskortingen al in de loop van het kalenderjaar ontvangen. Dat geldt overigens alleen voor buitenlandse belastingplichtigen van wie is vastgesteld dat zij in aanmerking komen voor de heffingskortingen. Voor nieuwe gevallen geldt dat, wanneer is vastgesteld dat iemand in aanmerking komt voor de heffingskorting, deze vervolgens via de voorlopige aanslag in volgende jaren kan worden uitbetaald. De aanvraag daarvoor hoeft niet elk jaar opnieuw te worden gedaan.

Voor het belastingdeel van de arbeidskorting geldt een uitzondering voor werknemers die inwoner zijn van een andere lidstaat van de EU, van een EER-land, Zwitserland of de BES-eilanden (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba). Zij hebben recht op het belastingdeel van de arbeidskorting. Vanaf 1 januari 2019 moet per werknemer worden bepaald of de inhoudingsplichtige rekening moet houden met het belastingdeel van de heffingskortingen. Bepalend daarvoor is van welk land een werknemer inwoner is. Afhankelijk van het woonland van de werknemer kan worden vastgesteld welke loonbelastingtabel van toepassing is. Met ingang van 1 januari 2019 komen van alle loonbelastingtabellen drie versies, namelijk een voor inwoners van Nederland, een voor inwoners van andere EU-lidstaten, van een EER-land, Zwitserland of de BES-eilanden en een voor inwoners van derde landen.

Inwoner van Nederland of niet?
Waar iemand woont wordt bepaald aan de hand van de feiten en omstandigheden. Denk aan de door de werknemer opgegeven woonplaats, de reiskostenvergoeding en gegevens voor beoordeling van de verzekeringsplicht. Een werknemer, die hier zijn permanente woon- of verblijfplaats heeft, is inwoner van Nederland. Een werknemer, die zowel in Nederland als in het buitenland woont of verblijft, is alleen inwoner van Nederland als zijn sociale en economische leven zich hier afspeelt. Woont zijn gezin in het buitenland, gaan zijn kinderen daar naar school en houdt hij daar bankrekeningen aan, dan is hij waarschijnlijk geen inwoner van Nederland. De werknemer heeft in dat geval geen recht op het belastingdeel van de heffingskortingen.

Woonplaatsverklaring
Bestaat er twijfel omtrent het woonland van de werknemer, dan kan de werknemer daar een einde aan maken met een woonplaatsverklaring. De werknemer kan de woonplaatsverklaring aanvragen bij een belastingkantoor in het land waarvan hij inwoner is. Een werknemer, die in Nederland woont, kan een woonplaatsverklaring aanvragen bij Belastingdienst/kantoor Arnhem.

Bron: Ministerie van Financiën | wetswijziging | OFM 2018 | 13-12-2018

Categorie: Loonbelasting

Plan invoeren vliegbelasting

december 13, 2018 by VDWB

Het kabinet wil per 1 januari 2021 een belasting op vliegtickets invoeren. Bij voorkeur zou er een Europese belasting op luchtvaart moeten komen. Daarop vooruitlopend heeft de staatssecretaris van Financiën een voorstel voor een nationale vliegbelasting uitgewerkt, dat voor advies naar de Raad van State is gestuurd. Het voorstel gaat uit van een vast tarief per passagier en sluit daardoor aan bij de belastingen op luchtvaart van andere Europese landen. Het wetsvoorstel wordt naar verwachting in het voorjaar van 2019 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Naast dit plan wordt onderzocht of een Europese heffing op kerosine haalbaar is.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 13-12-2018

Categorie: Overige heffingen

Verkoopkosten deelneming

december 13, 2018 by VDWB

De deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting moet voorkomen dat winsten van een dochtermaatschappij ook bij de moedermaatschappij worden belast. De wet bepaalt dat voordelen uit hoofde van een deelneming en de kosten van aan- en verkoop van die deelneming niet tot de winst behoren. Een kostenpost valt alleen onder de deelnemingsvrijstelling als er een verband bestaat tussen de kostenpost en de aan- of verkoop van een deelneming. Omdat er in de tekst van de wet of in de wetshistorie geen aanwijzingen zijn te vinden waaruit blijkt welk verband vereist is, gaat de Hoge Raad uit van een rechtstreeks oorzakelijk verband. Kosten hangen samen met de aan- of verkoop van een deelneming als deze kosten zonder de aan- of verkoop niet zouden zijn gemaakt. Volgens de Hoge Raad kan een dergelijk verband alleen bestaan als de aan- of verkoop van de deelneming is doorgegaan.

Wanneer de verkoop van een deelneming aan een beoogde koper afketst, maar die deelneming vervolgens aan een andere partij wordt vervreemd, moet worden beoordeeld in hoeverre de verkoopkosten van de eerste fase ook zouden zijn gemaakt indien die fase niet had plaatsgevonden. Voor zover dat het geval is vallen de kosten onder het aftrekverbod van de deelnemingsvrijstelling. Goed koopmansgebruik verplicht de moedermaatschappij om de kosten van een voorgenomen aan- of verkoop van een deelneming als een transitorische actiefpost op de balans op te nemen totdat vaststaat of de aan- of verkoop doorgang vindt. Op dat moment wordt de actiefpost afgeboekt en moet worden bepaald in hoeverre de afboeking onder de deelnemingsvrijstelling valt.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20182264, Nr. 17/01211 | 13-12-2018

Categorie: Vennootschapsbelasting

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 119
  • Pagina 120
  • Pagina 121
  • Pagina 122
  • Pagina 123
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 133
  • Ga naar Volgende pagina »

Footer

Contactgegevens

Torenstraat 48
8501 BW Joure
0513 – 41 34 44

info@vanderwalbergsma.nl

Documenten

Disclaimer
Algemene voorwaarden
Privacy verklaring
Privacy voorwaarden
Klachten
Klokkenluidersregeling

Lidmaatschappen

Webdesign: Reclamebureau "Studio Daan & Ed"