• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de voettekst
0513 – 41 34 44
Van der Wal & Bergsma

Van der Wal & Bergsma

Accountants | Belastingadviseurs

  • Wat wij doen
  • Werken bij
  • Nieuws
  • Contact

VDWB

Te late inkeer

januari 10, 2019 by VDWB

Vrijwillige inkeer is een strafverminderende omstandigheid. Er is sprake van een vrijwillige inkeer wanneer een belastingplichtige voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de Belastingdienst met de onjuistheid of onvolledigheid van zijn aangifte bekend is of zal worden alsnog de juiste informatie verstrekt. De rechtbank Gelderland heeft het betoog van een belastingplichtige dat een beroep op de inkeerregeling mogelijk blijft zolang er een serieuze mogelijkheid bestaat dat de Belastingdienst niet op de hoogte raakt van de onregelmatigheid in de aangifte, afgewezen.

De rechtbank kwam tot dit oordeel in een procedure van een cliënt van de Zwitserse UBS-bank. De Belastingdienst heeft op 23 juli 2015 de Zwitserse belastingautoriteiten om informatie gevraagd over Nederlandse rekeninghouders van de bank. UBS heeft haar Nederlandse cliënten al in 2014 gevraagd om bewijzen van een juiste fiscale aangifte over te leggen. De bank heeft haar Nederlandse cliënten op de hoogte gesteld van het informatieverzoek. Nadat de Zwitserse Belastingdienst een officiële aankondiging over het informatieverzoek heeft gepubliceerd, hebben Nederlandse media op 27 september 2015 over het verzoek bericht. Volgens de rechtbank laten deze feiten geen andere conclusie toe dan dat de cliënt van de bank objectief gezien kon weten of vermoeden dat de Belastingdienst op de hoogte zou raken van de Zwitserse bankrekening. Pas daarna is het formele beroep op de inkeerregeling gedaan. Vervolgens heeft het nog ruim vier maanden geduurd voordat alle gegevens met betrekking tot de bankrekening aan de Belastingdienst zijn verstrekt.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20191, AWB 17/3271, 17/3315, 17/3316, 17/3317, 17/3318, 17/3319, 17/3320, 17/3321, 17/3322, 17/3323, 17/3324 en 17/3325 | 10-01-2019

Categorie: Formeel recht

Besteding geleend geld aan eigen woning

januari 10, 2019 by VDWB

Een lening die is aangegaan voor de aanschaf, het onderhoud of de verbetering van een eigen woning wordt aangemerkt als een eigenwoningschuld. De betaalde rente over een eigenwoningschuld is aftrekbaar voor de inkomstenbelasting.
Om een lening als eigenwoningschuld aan te kunnen merken moet de woningeigenaar aannemelijk maken dat hij het geleende geld heeft besteed voor de eigen woning. Dat kan met behulp van nota’s en betaalbewijzen. Kan de woningeigenaar de besteding van het geleende geld niet aannemelijk maken, dan is de rente over de lening niet aftrekbaar.

In een procedure voor Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of leningen, die enkele jaren na de aanschaf van de woning waren aangegaan, als eigenwoningschuld konden worden aangemerkt. Geruime tijd voor het aangaan van de leningen waren onderhouds- en verbeteringswerkzaamheden aan de woning uitgevoerd. De woningeigenaar had geen bewijsstukken van de besteding van het geleende geld. Een van de leningen was niet aangegaan door de woningeigenaar zelf, maar door zijn ouders. Het hof vond niet aannemelijk dat de leningen als eigenwoningschuld waren aan te merken. Dat betekende dat de rente over deze leningen niet aftrekbaar was.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL201810848, nummers 18/00068, 18/00069 en 18/00070 | 10-01-2019

Categorie: Inkomstenbelasting

Nieuw beleidsbesluit vouchers

januari 4, 2019 by VDWB

In verband met de gewijzigde regelgeving rond vouchers in de omzetbelasting heeft de staatssecretaris nieuwe beleidsregels voor vouchers gepubliceerd in een besluit. Het nieuwe besluit vervangt eerdere besluiten die betrekking hebben op de artikelen 20 en 21 van het uitvoeringsbesluit omzetbelasting en op telefoonkaarten en cadeaubonnen.

Onderscheid wordt gemaakt tussen vouchers, waardebonnen en zegels als instrumenten die ondernemers kunnen gebruiken om de verkoop van goederen en diensten te stimuleren of om de betaling voor goederen en diensten te vergemakkelijken.

Een voucher wordt omschreven als een instrument ten aanzien waarvan de verplichting bestaat om het als tegenprestatie voor een levering of dienst te aanvaarden. De te verrichten levering of dienst of de identiteit van de verrichter ervan staan vermeld op de voucher of in de bijbehorende documentatie. Dat geldt ook voor de voorwaarden voor het gebruik van de voucher.

Een waardebon wordt omschreven als een bij goederen of diensten eventueel tegen bijbetaling verstrekt instrument dat met bijbetaling ingewisseld kan worden tegen goederen of diensten.

Een zegel is een bij goederen of diensten gratis verstrekt instrument dat ingewisseld kan worden tegen geld. Een koopzegel is een bij goederen of diensten tegen betaling verstrekt instrument dat ingewisseld kan worden tegen geld.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | BLKB 2018-217731, Stcrt 2018 nr. 68657 | 04-01-2019

Categorie: Omzetbelasting

Bedragen kindregelingen 2019

januari 4, 2019 by VDWB

Kinderbijslag
Met ingang van 1 januari 2019 gelden de volgende bedragen per kind per kwartaal.

Leeftijd kind Bedrag
0 t/m 5 jaar € 219,97
6 t/m 11 jaar € 267,10
12 t/m 17 jaar   € 314,24

Kinderopvang
De maximum uurprijzen voor dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang voor 2019 zijn als volgt:

  • dagopvang € 8,02;
  • buitenschoolse opvang € 6,95;
  • gastouderopvang € 6,15.

Kindgebonden budget
Voor het kindgebonden budget gelden de volgende bedragen op jaarbasis.

Aantal kinderen Inkomen tot € 20.941
1 € 1.166
2 € 2.155
3 € 2.447
4 € 2.739

Voor ieder volgend kind wordt het kindgebonden budget verhoogd met € 292. Verder geldt een verhoging van het kindgebonden budget voor 12- tot 15-jarigen van € 239 per jaar. De verhoging voor 16- en 17-jarigen is € 427 per jaar. Voor een alleenstaande ouder wordt het kindgebonden budget verhoogd met € 3.139. Het recht op kindgebonden budget vervalt als het vermogen in box 3 op 1 januari groter is dan € 114.776 voor een alleenstaande en € 145.136 voor partners. Bij een inkomen hoger dan € 20.941 daalt het kindgebonden budget met 6,75% van het meerdere inkomen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 04-01-2019

Categorie: Toeslagen

Wijzigingen inkomstenbelasting 2019 voor particulieren

januari 4, 2019 by VDWB

Eigen woning
Het eigenwoningforfait voor woningen met een WOZ-waarde tussen € 75.000 en € 1.080.000 bedraagt in 2019 0,65% van de waarde. Voor het deel van de WOZ-waarde boven € 1.080.000 geldt een verhoogd eigenwoningforfait van 2,35%. Aftrek van betaalde hypotheekrente in de vierde tariefschijf gaat tegen 49% in plaats van tegen het tabeltarief van 51,75%. Het percentage waartegen aftrek in de vierde tariefschijf wordt verleend daalt ieder jaar met 0,5%.

De rente in een uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW) is onbelast als de uitkering in 2019 niet meer bedraagt dan € 166.000. De vrijstelling voor de KEW geldt alleen voor op 1 januari 2013 bestaande verzekeringen die voldoen aan alle voorwaarden.

De maximale vrijstelling voor kamerverhuur bedraagt in 2019 € 5.367.

Premies lijfrenteverzekeringen
Betaalde premies voor lijfrenteverzekeringen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Voor iemand die op 1 januari de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt bedraagt de aftrekbare premie, dat is de jaarruimte, in 2019 13,3% van de premiegrondslag. De jaarruimte is maximaal € 12.678. De jaarruimte wordt verminderd met de opbouw van pensioenaanspraken en dotaties aan de oudedagsreserve.

Wie in de voorgaande zeven jaar de jaarruimte niet of niet geheel heeft benut, kan gebruik maken van een aanvullende aftrek. Deze reserveringsruimte bedraagt 17% van de premiegrondslag in het jaar van aftrek. Er geldt een maximum van € 7.254. Voor wie aan het begin van het kalenderjaar maximaal tien jaar jonger is dan de AOW-leeftijd wordt dit maximum verhoogd tot € 14.322. De premiegrondslag is het totaal van de winst uit onderneming, het resultaat uit werkzaamheden en het inkomen uit arbeid in het vorige jaar, met een maximum van € 107.593 en verminderd met de franchise ter grootte van € 12.275.

Voor tijdelijke oudedagslijfrenten geldt als voorwaarde voor aftrekbaarheid van de premie dat het bedrag van de jaarlijkse uitkering niet hoger mag zijn dan € 21.741. De uitkeringen mogen niet eerder ingaan dan in het jaar waarin men de AOW-leeftijd bereikt.

Box 3
In box 3 wordt belasting geheven tegen een tarief van 30% over de grondslag voor sparen en beleggen. Dat is het vermogen in box 3 verminderd met de vrijstelling.

Deel grondslag sparen en beleggen Spaardeel 0,13% Beleggingsdeel 5,60% Forfaitair rendement
Tot en met € 71.650 67% 33% 1,94%
Van € 71.650 tot en met € 989.736 21% 79% 4,45%
Vanaf € 989.736 0% 100% 5,60%

in box 3 van € 30.360 per persoon. Schulden komen tot een bedrag van € 3.100 per persoon niet in mindering op de grondslag voor sparen en beleggen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 04-01-2019

Categorie: Inkomstenbelasting

Investeringsaftrek 2019

januari 4, 2019 by VDWB

De regeling van de investeringsaftrek is bedoeld om investeringen door ondernemers in bedrijfsmiddelen te bevorderen. Er zijn drie vormen van investeringsaftrek:

  • kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA);
  • energie-investeringsaftrek (EIA) en
  • milieu-investeringsaftrek (MIA).

KIA
Voor investeringen in bedrijfsmiddelen kan KIA worden genoten indien het totale investeringsbedrag in 2019 ligt tussen € 2.300 en € 318.449. Er geldt een minimumbedrag per bedrijfsmiddel van € 450. Vanaf een investeringsbedrag van € 2.300 bedraagt de investeringsaftrek 28% van het investeringsbedrag. De maximale KIA bedraagt € 15.863. Dit bedrag wordt bereikt bij een investeringsbedrag tussen € 57.321 en € 106.150. Bij een hoger investeringsbedrag dan € 106.150 daalt de KIA met 7,56% van het meerdere, totdat deze nihil bedraagt bij een investeringsbedrag van € 318.449.

EIA
Het tarief van de EIA voor investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen bedraagt in 2019 45% van het investeringsbedrag. De lijst met bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor EIA is aangepast. Het maximale investeringsbedrag waarover aftrek wordt verleend bedraagt € 122 miljoen. Voor het recht op EIA moet het investeringsbedrag per bedrijfsmiddel ten minste € 2.500 bedragen. Een overzicht van de voor EIA kwalificerende bedrijfsmiddelen is te vinden op dewebsite van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland.

MIA
De tarieven van de MIA voor investeringen in bedrijfsmiddelen die zijn aangewezen als milieu-investeringen zijn niet gewijzigd. De lijst met bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor MIA is wel aangepast. De MIA bedraagt voor investeringen:

  • in categorie I 36,0%;
  • in categorie II 27,0%;
  • in categorie III 13,5%.

Voor het recht op MIA moet het investeringsbedrag per bedrijfsmiddel ten minste € 2.500 bedragen. Er geldt een maximumbedrag van € 25 miljoen waarover MIA wordt verleend.

Vamil
In aanvulling op de MIA geldt voor milieu-investeringen de Vamilregeling. Deze regeling staat vervroegde afschrijving toe op milieu-investeringen tot 75% van de aanschafwaarde. De resterende 25% moet regulier worden afgeschreven.

Een overzicht van de voor MIA/Vamil kwalificerende bedrijfsmiddelen is te vinden op dewebsite van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 04-01-2019

Categorie: Ondernemingswinst

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 117
  • Pagina 118
  • Pagina 119
  • Pagina 120
  • Pagina 121
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 133
  • Ga naar Volgende pagina »

Footer

Contactgegevens

Torenstraat 48
8501 BW Joure
0513 – 41 34 44

info@vanderwalbergsma.nl

Documenten

Disclaimer
Algemene voorwaarden
Privacy verklaring
Privacy voorwaarden
Klachten
Klokkenluidersregeling

Lidmaatschappen

Webdesign: Reclamebureau "Studio Daan & Ed"