• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de voettekst
0513 – 41 34 44
Van der Wal & Bergsma

Van der Wal & Bergsma

Accountants | Belastingadviseurs

  • Wat wij doen
  • Werken bij
  • Nieuws
  • Contact

Inkomstenbelasting

Wetsvoorstel bovenmatig lenen

maart 6, 2019 by VDWB

Bij de indiening van het Belastingplan 2019 is een wetsvoorstel aangekondigd dat aanmerkelijkbelanghouders (meestal dga’s) moet ontmoedigen om te veel geld te lenen van hun bv. Momenteel worden bovenmatige leningen bestreden door ze aan te merken als een winstuitdeling. De bewijslast daarvoor rust op de Belastingdienst.

Het aangekondigde wetsvoorstel is nu ter consultatie gepubliceerd. Tot 1 april kan daarop worden gereageerd. De strekking van het wetsvoorstel is dat de dga inkomstenbelasting moet betalen voor zover de leningen bij de eigen bv uitstijgen boven € 500.000. Het bovenmatige deel van de lening wordt aangemerkt als “fictief regulier voordeel uit aanmerkelijk belang” en als zodanig belast in box 2. Een eenmaal belast bovenmatig deel van de lening telt in volgende jaren niet meer mee en verhoogt de drempel van € 500.000. Volgens de memorie van toelichting heeft de kwalificatie alleen fiscale gevolgen en verandert de schuld van de dga niet door de belastingheffing. Dat betekent dat de dga rente verschuldigd blijft aan de bv, hetgeen de vraag oproept of het dan niet beter is om (een deel van) de schuld door dividenduitkering af te lossen. Eigenwoningschulden zijn van de belastingheffing uitgezonderd.

Het wetsvoorstel heeft overigens niet alleen betrekking op schulden van de dga en zijn partner aan de bv, maar ook op schulden van verbonden personen die zelf geen aanmerkelijk belang in de bv hebben. Verbonden personen zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn van de dga of zijn partner. Het bovenmatige deel van de schulden van een verbonden persoon wordt als fictief regulier voordeel in aanmerking genomen bij de dga.

Na de internetconsultatie zal het wetsvoorstel ter advies worden voorgelegd aan de Raad van State. Het is de bedoeling om het wetsvoorstel nog deze zomer in te dienen bij de Tweede Kamer. De geplande invoeringsdatum is 1 januari 2022.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | Keten-ID 9741 | 06-03-2019

Categorie: Inkomstenbelasting

Oplopende schuld dga

februari 13, 2019 by VDWB

Als een bv aan haar aandeelhouder een lening verstrekt waarvan aannemelijk is dat deze niet kan of zal worden afgelost, wordt de lening aangemerkt als een uitdeling van winst. Het bedrag van de lening heeft onder die omstandigheden het vermogen van de bv definitief verlaten. Om als uitdeling van winst aangemerkt te worden moeten de bv en de aandeelhouder zich ervan bewust zijn dat de aandeelhouder door de vermogensverschuiving is bevoordeeld. Het is aan de Belastingdienst om met feiten en omstandigheden te komen op grond waarvan aannemelijk is dat een situatie is ontstaan waarin de schuld van de aandeelhouder aan de bv niet zal worden afgelost en dat de aandeelhouder en de bv zich bewust waren van de bevoordeling van de aandeelhouder. Een uitdeling van winst wordt belast in box 2.

De Belastingdienst legde een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over 2010 op aan een dga. In de aanslag werden de rekening-courantschuld van € 578.414 en de langlopende schuld van € 225.000 van de dga aan zijn bv als uitdelingen van winst belast.

De rechtbank was van oordeel dat de navorderingsaanslag terecht was opgelegd. Ten tijde van het indienen van de aangifte IB 2010 was de rekening-courantschuld opgelopen tot ruim € 800.000. De aandeelhouder kon de bv geen reële zekerheden bieden en was niet in staat om jaarlijks rente en aflossing te betalen. Daarmee stond vast dat de lening niet kon of zou worden afgelost. De bv liet de schuld echter verder oplopen, onder meer door het bijboeken van de verschuldigde rente. Medio 2015 was de totale schuld van de aandeelhouder aan de bv opgelopen tot € 3,5 miljoen.

Volgens de rechtbank moet het beide partijen duidelijk zijn geweest dat de opgenomen gelden blijvend aan de bv waren onttrokken. Beide partijen moeten zich ervan bewust zijn geweest dat de aandeelhouder hierdoor was bevoordeeld.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | AWB 17/4238 | 13-02-2019

Categorie: Inkomstenbelasting

80-jarige niet te oud voor ondernemerschap

februari 13, 2019 by VDWB

De civielrechtelijke vorm van een overeenkomst is doorgaans bepalend voor de fiscale behandeling. Onder omstandigheden kan worden afgeweken van de civielrechtelijke vorm, bijvoorbeeld wanneer in een overeenkomst een andere voorstelling van zaken wordt gegeven dan de werkelijke gang van zaken.

Een landbouwer staakte in 2000 op 69-jarige leeftijd zijn onderneming. De grond ging naar het privévermogen en werd verpacht aan de dochter en schoonzoon van de landbouwer, die de onderneming voortzetten. In 2012 ging de voormalige landbouwer op 80-jarige leeftijd met zijn dochter en schoonzoon een maatschap aan, waarin het landbouwbedrijf voor gezamenlijke rekening en risico werd geëxploiteerd. De pachtovereenkomst werd beëindigd en vader bracht het economische belang bij de landbouwgrond in. Civielrechtelijk was sprake van een maatschap, met alle daaraan verbonden rechten en verplichtingen. De voorwaarden waaronder de maatschap was opgericht waren zakelijk. Hoewel vader voldeed aan de eisen die de Wet IB 2001 stelt aan het ondernemerschap, bestreed de inspecteur het realiteitsgehalte van de maatschap. Volgens de inspecteur was het aangaan van de maatschap gericht op het behalen van een incidenteel fiscaal voordeel door gebruik te maken van ondernemersfaciliteiten op het gebied van de schenk- en erfbelasting.

De rechtbank was van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het aangaan van de maatschap en de inbreng van het gebruik en genot van de onroerende zaken niet stroken met de werkelijke bedoeling van de maten. Dat betekent dat zich niet de situatie voordeed dat de maten in werkelijkheid andere rechtshandelingen zijn aangegaan dan zij in de maatschapsovereenkomst hebben gepresenteerd. De mogelijkheid dat vader in de toekomst gebruik zal maken van bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de schenk- of erfbelasting maakt niet dat de wil was gericht op het behalen van incidenteel fiscaal voordeel. Deze faciliteiten zijn onlosmakelijk verbonden met het fiscaal ondernemerschap voor de inkomstenbelasting.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBNNE2019421, LEE 17/1334 | 13-02-2019

Categorie: Inkomstenbelasting

Box 3-heffing op basis werkelijk rendement nog ver weg

februari 13, 2019 by VDWB

Een van de plannen die in het regeerakkoord van het huidige kabinet zijn opgenomen is belastingheffing in box 3 op basis van het werkelijk behaalde rendement in plaats van op basis van een fictief rendement. De staatssecretaris heeft in februari 2018 aangekondigd dat hij in het voorjaar van 2018 de Tweede Kamer daarover zou informeren. In antwoord op Kamervragen deelt de staatssecretaris nu mee dat hij meer tijd nodig heeft om een voorstel voor vermogensrendementsheffing op basis van het werkelijke rendement uit te werken. Een dergelijk stelsel heeft verregaande consequenties voor de administratieve lasten van burgers en de uitvoerbaarheid. Ook houdt een dergelijk stelsel risico’s op belastingontwijking in. Een indicatie van wanneer de staatssecretaris nu denkt met een voorstel te kunnen komen heeft hij niet gegeven.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2019-0000012408 | 13-02-2019

Categorie: Inkomstenbelasting

Partnerschap ondanks echtscheiding

januari 31, 2019 by VDWB

In de inkomstenbelasting bestaan meerdere heffingskortingen, die zijn bedoeld voor specifieke groepen. Deze heffingskortingen worden alleen toegekend als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Een van die voorwaarden voor de alleenstaande-ouderkorting is dat de belastingplichtige geen partner heeft. Voor het recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting mag de belastingplichtige gedurende meer dan zes maanden geen partner hebben of moet hij een lager arbeidsinkomen hebben dan zijn partner.
Voor de toepassing van de belastingwetgeving geldt de echtgenoot als partner, tenzij een verzoek tot inschrijving van echtscheiding is ingediend en de echtgenoot niet meer op hetzelfde adres staat ingeschreven. Voor de toepassing van de Wet IB 2001 geldt in aanvulling hierop dat een belastingplichtige een partner heeft als twee mensen op hetzelfde woonadres staan ingeschreven en zij een kind hebben. De inschrijving in de basisregistratie persoonsgegevens (BRP) is leidend voor de vaststelling van het fiscale partnerschap.

Een in de loop van het jaar 2014 gescheiden echtpaar liet een echtscheidingsconvenant opstellen waarin stond dat de man de gezamenlijke woning in maart heeft verlaten. Het vertrek van de man uit de woning werd niet geregistreerd in de BRP. De vrouw en de kinderen zijn in november verhuisd. Deze verhuizing is wel vastgelegd in de BRP. Omdat de man het gehele jaar op het adres van de voormalige gezamenlijke woning stond ingeschreven en de vrouw pas in november 2014 is uitgeschreven, waren zij elkaars partner. Dat had tot gevolg dat de vrouw geen recht had op de alleenstaande-ouderkorting en ook niet op de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

Bron: Hof Amsterdam | jurisprudentie | ECLINLGHAMS20183817, 17/00388 | 31-01-2019

Categorie: Inkomstenbelasting

Uitdeling van winst bij verkoop pand aan dga

januari 17, 2019 by VDWB

Een vermogensverschuiving van een bv naar de houder van een aanmerkelijk belang in de bv vormt een regulier voordeel uit aanmerkelijk belang als de bv daardoor verarmt en de onttrekking van vermogen plaatsvindt uit winst, winstreserves of binnen afzienbare tijd te behalen winst van de bv. Zowel de bv als de aanmerkelijkbelanghouder moet zich bewust zijn van de bevoordeling. Dit betekent dat een bv en haar dga onderling zakelijk moeten handelen. Is sprake van een bevoordeling, bijvoorbeeld omdat de bv zich een voordeel laat ontgaan ten bate van de dga in zijn hoedanigheid van aandeelhouder, dan vormt dat voordeel inkomen uit aanmerkelijk belang voor de dga. Een voorbeeld van het zich laten ontgaan van een voordeel is de verkoop van een vermogensbestanddeel voor een te lage prijs.

Een bv verhuurde een woon/winkelpand. In verband met een voorgenomen verkoop aan de dga liet de bv het pand taxeren. De taxateur stelde de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik vast op een bedrag van € 2,6 miljoen. Voor dit bedrag werd het pand door de bv aan de dga verkocht. In de tussentijd was de huurovereenkomst voor het winkelgedeelte, met tussenkomst van de kantonrechter, beëindigd en was een nieuwe huurder gevonden. De oude huurprijs was € 86.000 per jaar. De nieuwe huurprijs kwam uit op € 200.000 per jaar. De nieuwe huurder betaalde een bedrag aan sleutelgeld van € 175.000. De nieuwe huurovereenkomst was tot stand gekomen voor de overdracht van het pand aan de dga, maar ging pas geruime tijd later in. De taxateur van de Belastingdienst berekende de waarde van het pand op € 3.450.000. De Belastingdienst merkte een bedrag van € 1.025.000 aan als voordeel uit aanmerkelijk belang van de dga. Dat bedrag bestond uit het verschil tussen getaxeerde waarde in verhuurde staat van het pand en de verkoopprijs, vermeerderd met het sleutelgeld van € 175.000.

De rechtbank schoof de taxatie die de bv had laten uitvoeren terzijde, gezien de ontwikkelingen in de periode na de datum van de taxatie en de datum van overdracht van het pand. De taxatie van de Belastingdienst accepteerde de rechtbank wel. De rechtbank vond aannemelijk dat de dga het voordeel van de te lage verkoopprijs had genoten in zijn hoedanigheid van aandeelhouder en dat de dga en de bv zich daarvan bewust waren. Ten aanzien van het sleutelgeld stond vast dat de dga dit had ontvangen. De rechtbank beantwoordde de vraag of aannemelijk was dat de dga dit sleutelgeld in zijn hoedanigheid van aandeelhouder van de bv had ontvangen bevestigend. Gezien de betrokkenheid van de dga bij de totstandkoming van de nieuwe huurovereenkomst vond de rechtbank aannemelijk dat de dga en de bv zich hiervan bewust waren.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBNHO201811087, HAA 16/5927 | 17-01-2019

Categorie: Inkomstenbelasting

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 21
  • Pagina 22
  • Pagina 23
  • Pagina 24
  • Pagina 25
  • Ga naar Volgende pagina »

Footer

Contactgegevens

Torenstraat 48
8501 BW Joure
0513 – 41 34 44

info@vanderwalbergsma.nl

Documenten

Disclaimer
Algemene voorwaarden
Privacy verklaring
Privacy voorwaarden
Klachten
Klokkenluidersregeling

Lidmaatschappen

Webdesign: Reclamebureau "Studio Daan & Ed"