• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de voettekst
0513 – 41 34 44
Van der Wal & Bergsma

Van der Wal & Bergsma

Accountants | Belastingadviseurs

  • Wat wij doen
  • Werken bij
  • Nieuws
  • Contact

Inkomstenbelasting

Opgave uitbetaalde bedragen aan derden bij toepassing verleggingsregeling btw

maart 14, 2024 by VDWB

De Wet IB 2001 maakt het mogelijk om administratieplichtigen te verplichten om gegevens betreffende aan derden betaalde bedragen aan te leveren aan de Belastingdienst. Dat is uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit IB. Inhoudingsplichtigen voor de loonheffing en collectieve beheersorganisaties zijn aangewezen om deze gegevens te verstrekken. Het aanleveren van deze gegevens dient jaarlijks voor 1 februari te gebeuren. De verplichting geldt uitsluitend voor aan natuurlijke personen betaalde bedragen. Niet aangeleverd hoeven te worden betalingen op basis van een factuur waarop een bedrag aan btw van meer dan € 0 is vermeld. In andere gevallen, dus als geen factuur is verzonden door de derde of als deze een factuur stuurt zonder btw, moeten de gegevens wel worden aangeleverd. Dat geldt ook voor facturen met daarop de melding “btw-verlegd”. Eerder nam de Belastingdienst het standpunt in dat die gevallen niet onder de meldingsplicht vielen.

Inmiddels is gebleken dat de Belastingdienst niet alleen een opgave wil ontvangen van de uitbetaalde bedragen op facturen met verlegde btw over 2023, maar ook over 2022. Voor het aanleveren van de gegevens over 2023 wil de Belastingdienst geen uitstel verlenen, ondanks het late tijdstip waarop de andere zienswijze bekend werd. De opgaven over 2023 moeten zo snel mogelijk worden gedaan. Over het aanleveren van gegevens over 2022 dienen inhoudingsplichtigen en collectieve beheersorganisaties contact op te nemen met de Belastingdienst.

Bron: Belastingdienst | publicatie | 13-03-2024

Categorie: Inkomstenbelasting

Verbouwing voor rekening bv was uitdeling van winst aan dga

februari 29, 2024 by VDWB

Een bv exploiteerde een veehouderij. De bv heeft in 2012 een woning gekocht voor haar dga, die woonde in de bedrijfswoning bij de veehouderij. De koopsom bedroeg € 637.500. Het pand is gekocht zodat de bedrijfswoning beschikbaar kwam voor de dochter van de dga. De dochter van de dga was ook werkzaam in de onderneming van de bv. De woning is door de bv in 2013 voor € 373.415 verbouwd en aan de dga verhuurd voor € 1.000 per maand. In 2014 is de woning voor € 570.000 aan de dga verkocht.

Naar het oordeel van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de bv in 2013 een uitdeling van winst aan de dga gedaan. De uitdeling bestond uit de kosten van de verbouwing. Deze kosten heeft de bv uitsluitend gemaakt ter bevrediging van persoonlijke behoefte van de dga. In zakelijke verhoudingen zou de bv dergelijke uitgaven niet hebben gedaan. De bv had geen zakelijk belang bij de verbouwing. De verhuur van de woning voor € 1.000 per maand is niet zakelijk, gezien de totale investering van ruim € 1 miljoen

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLINLRBZWB2024653, 22/2460 | 06-02-2024

Categorie: Inkomstenbelasting

Grond opknippen in postzegelperceeltjes

februari 22, 2024 by VDWB

Een belastingplichtige heeft in privé percelen bosgrond gekocht, die hij opknipte de percelen in ‘postzegelperceeltjes’. De belastingplichtige zocht gegadigden voor deze percelen. Indien een koper toehapte, verkocht de belastingplichtige de betreffende beleggingskavel aan zijn bv. De bv verkocht deze beleggingskavel vervolgens aan de koper. Tijdens een boekenonderzoek stelde de inspecteur vast dat substantiële winsten zijn gemaakt die niet waren aangegeven op de aangifte inkomstenbelasting. De inspecteur legde daarom een navorderingsaanslag op. De vraag was of de winst van de ‘postzegelperceeltjes’ als resultaat overige werkzaamheden in de aangifte inkomstenbelasting aangegeven had moeten worden of dat er, zoals de belastingplichtige stelde, sprake was van speculatiewinst. De rechtbank Noord-Nederland boog zich over de casus.

De belastingplichtige verkocht de beleggingskavels door via zijn bv. De verschuldigde kooprijzen tussen belastingplichtige en de bv werden in rekening-courant verrekend. De belastingplichtige stelde dat hij had gespeculeerd en dat zijn activiteiten niet meer waren dan normaal vermogensbeheer. Daarnaast stelde de belastingplichtige dat hij de fiscale constructie met een notaris had besproken. De inspecteur stelde dat de belastingplichtige de vereiste aangifte niet had gedaan, omdat er een groot verschil was tussen wat aangegeven had moeten worden en wat in werkelijkheid aangegeven was. Dit opende de weg voor navordering door de inspecteur.

Om de winst van de ‘postzegelperceeltjes’ als resultaat overige werkzaamheden aan te merken, moet sprake zijn van werkzaamheden, die in het economische verkeer zijn verricht, gericht op het behalen van voordeel. Dit voordeel moet door de belastingplichtige beoogd zijn en daarnaast moet dit voordeel ook te verwachten zijn.  De inspecteur stelde dat de belastingplichtige onmiskenbaar de bedoeling had de percelen, al dan niet met tussenkomst van de bv, door te verkopen tegen een hogere prijs. De belastingplichtige verrichtte zeer omvangrijke verkavelingen, aldus de inspecteur. De belastingplichtige verkavelde de percelen tot ‘postzegelperceeltjes’, waarvan hij wist dat de creatie tot een meerwaarde zou leiden. Er was volgens de inspecteur sprake van meer dan normaal vermogensbeheer, omdat de belastingplichtige de grond eerst zelf aankocht, verkavelde en daarna doorverkocht aan de bv.

De rechtbank oordeelde dat de kennis van de belastingplichtige, zijn arbeidsverleden en de schaal waarop de percelen werden aangekocht en verkocht dusdanige vormen aannamen dat van speculatie geen sprake kon zijn. De verkoop van de ‘postzegelperceeltjes’ via de bv had volgens de rechtbank geen ander doel dan bij de koper de illusie te wekken dat zij niet te veel betaalden. De stelling van de belastingplichtige dat hij zich door de notaris verkeerd had laten voorlichten, leidde niet tot een ander eindoordeel. De rechtbank stelde de inspecteur in het gelijk en verklaarde het beroep ongegrond.

Bron: Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLINLRBNHO202313751, ECLINLRBNHO202313751 | 05-11-2023

Categorie: Inkomstenbelasting

Kamervragen voordelen familiehypotheek

februari 15, 2024 by VDWB

De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over een artikel in de media van De Nederlandsche Bank. Volgens dat artikel is het voordeel van een familiehypotheek groter dan de zogenaamde jubelton (de inmiddels afgeschafte extra schenkingsvrijstelling ten behoeve van de eigen woning).

De familiehypotheek, die in het artikel wordt beschreven, is een lening voor de eigen woning, die binnen de familie wordt verstrekt, bijvoorbeeld door ouders aan hun kind. Het artikel gaat ervan uit dat de lening wordt gecombineerd met een jaarlijkse schenking door de geldverstrekker aan de schuldenaar. De rente op de lening is aftrekbaar als is voldaan aan de voorwaarden voor een eigenwoningschuld. De (vrijgestelde) schenking kan gebruikt worden om (een deel van) de rente te betalen. De staatssecretaris vindt deze combinatie van enerzijds renteaftrek en anderzijds het benutten van de schenkingsvrijstelling niet onwenselijk. Het kabinet heeft geen plannen om deze combinatie aan te pakken of de hypotheekrenteaftrek (verder) te beperken.

Omdat niet bekend is hoe vaak schenkingen onder de vrijstellingsgrens plaatsvinden in het kader van een familiehypotheek, kan de staatssecretaris niet aangeven wat het budgettaire belang van deze combinatie is.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2024-0000028506 | 06-02-2024

Categorie: Inkomstenbelasting

Conclusie AG: ook Wet rechtsherstel box 3 is ondeugdelijk

februari 15, 2024 by VDWB

De belastingheffing in box 3 blijft de gemoederen bezighouden. Nadat de Hoge Raad in het zogenaamde kerstarrest van 24 december 2021 heeft geoordeeld dat het systeem van heffing, zoals dat sinds 2017 gold, in strijd is met het EVRM, heeft de politiek getracht de zaak te redden met eerst het Besluit rechtsherstel box 3 en vervolgens de Wet rechtsherstel box 3. Deze wet is op 28 december 2022 met terugwerkende kracht in werking getreden. Inmiddels ligt er een aantal zaken bij de Hoge Raad. De Advocaat-generaal (AG) bij de Hoge Raad heeft in enkele zaken een conclusie genomen.

Een van de zaken betreft een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden. Het hof heeft het onderzoek ter zitting gesloten vóór de inwerkingtreding van de Wet rechtsherstel box 3, maar uitspraak gedaan nadat die wet in werking was getreden. Terwijl het hoger beroep liep heeft de inspecteur het voordeel uit sparen en beleggen ambtshalve verminderd in overeenstemming met het Besluit rechtsherstel box 3. Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat met de ambtshalve vermindering nog niet voldoende rechtsherstel is geboden. Het hof heeft de box 3-heffing verder verminderd tot een heffing over het werkelijk behaalde rendement. De staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld.

Volgens de AG had het hof het geschil moeten beoordelen met inachtneming van de Wet rechtsherstel box 3. Het oordeel van het hof is niet in overeenstemming met de Wet rechtsherstel box 3, maar wel in overeenstemming met het recht. De Wet rechtsherstel box 3 is volgens de AG vanuit EVRM-optiek ondeugdelijk. Omdat het ambtshalve verminderde voordeel uit sparen en beleggen hoger is dan het werkelijk behaalde rendement doet zich ook onder de Wet rechtsherstel box 3 een EVRM-schending voor. Het hof heeft terecht een op rechtsherstel gerichte compensatie verleend. De AG concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

Bron: Hoge Raad | Conclusie AG | ECLINLPHR2024136, 23/01022 | 08-02-2024

Categorie: Inkomstenbelasting

Conclusie AG in procedure box 3 na inwerkingtreding Wet rechtsherstel box 3

februari 15, 2024 by VDWB

De belastingheffing in box 3 blijft de gemoederen bezighouden. Nadat de Hoge Raad het zogenaamde kerstarrest van 24 december 2021 heeft gewezen, heeft de politiek getracht de zaak te redden met eerst het Besluit rechtsherstel box 3 en vervolgens de Wet rechtsherstel box 3. Deze wet is op 28 december 2022 met terugwerkende kracht in werking getreden. Inmiddels ligt er een aantal zaken bij de Hoge Raad. De Advocaat-generaal (AG) bij de Hoge Raad heeft in enkele zaken een conclusie genomen.

De Hoge Raad heeft in het kerstarrest geoordeeld dat het forfaitaire stelsel van belastingheffing in box 3 onder omstandigheden leidt tot een schending van het recht op het ongestoord genot van eigendom. Dat recht is gewaarborgd in het Eerste Protocol bij het EVRM. De schending doet zich voor wanneer een belastingplichtige wordt geconfronteerd met een heffing naar een hoger voordeel uit sparen en beleggen dan het werkelijk behaalde rendement.

Hof Arnhem-Leeuwarden is van opvatting dat de strekking van het kerstarrest verder reikt dan tot enkel spaarders. Het kerstarrest geldt voor alle belastingplichtigen die in box 3 worden belast, ongeacht de samenstelling van het vermogen. De AG deelt deze opvatting.

De Wet rechtsherstel box 3 introduceert een andere wijze van bepaling van het voordeel uit sparen en beleggen. Niet in alle gevallen leidt dat tot een lager voordeel dan volgens het systeem van de Wet IB 2001. De Wet rechtsherstel bepaalt dat in die gevallen het voordeel wordt vastgesteld volgens het oude systeem. De AG ziet niet in waarom in deze gevallen geen sprake zou kunnen zijn van een inbreuk op het eigendomsrecht. Onder de Wet rechtsherstel worden bepaalde gevallen niet langer belast volgens het oude forfaitaire stelsel, maar de groep belastingplichtigen, die nog wel worden belast volgens dat stelsel, worden mogelijk voor een hoger bedrag in de heffing betrokken dan het werkelijk door deze belastingplichtigen behaalde rendement.

De procedure voor Hof Arnhem-Leeuwarden betrof een belastingplichtige met woningen in box 3. Bij de vaststelling van het werkelijk behaalde rendement heeft het hof geen rekening gehouden met kosten, die verband houden met een niet-verhuurd appartement in Frankrijk en met een waardestijging van een verhuurde woning in Nederland. De AG is van mening dat een ongerealiseerde waardevermeerdering meetelt bij het bepalen van het werkelijk behaalde rendement. Het hof heeft dat ten onrechte niet gedaan. Ook heeft het hof ten onrechte geen rekening gehouden met de gemaakte kosten. Volgens de AG is het hof er ten onrechte van uitgegaan dat slechts kosten tot verwerving, inning en behoud van inkomsten in mindering komen op het werkelijk behaalde rendement.

De AG concludeert tot verwijzing voor een onderzoek naar de op het werkelijk behaalde rendement in mindering te brengen kosten van het appartement in Frankrijk.

Bron: Hoge Raad | Conclusie AG | ECLINLPHR2024138, 23/02894 | 08-02-2024

Categorie: Inkomstenbelasting

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 16
  • Pagina 17
  • Pagina 18
  • Pagina 19
  • Pagina 20
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 27
  • Ga naar Volgende pagina »

Footer

Contactgegevens

Torenstraat 48
8501 BW Joure
0513 – 41 34 44

info@vanderwalbergsma.nl

Documenten

Disclaimer
Algemene voorwaarden
Privacy verklaring
Privacy voorwaarden
Klachten
Klokkenluidersregeling

Lidmaatschappen

Webdesign: Reclamebureau "Studio Daan & Ed"