• Spring naar de hoofdnavigatie
  • Door naar de hoofd inhoud
  • Spring naar de voettekst
0513 – 41 34 44
Van der Wal & Bergsma

Van der Wal & Bergsma

Accountants | Belastingadviseurs

  • Wat wij doen
  • Werken bij
  • Nieuws
  • Contact

VDWB

Onbeperkte navorderingstermijn erfbelasting niet in strijd met EU-vrijheden

augustus 12, 2021 by VDWB

In de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen is bepaald dat de termijn waarbinnen de Belastingdienst een navorderingsaanslag kan opleggen verstrijkt vijf jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Voor inkomens- en vermogensbestanddelen die in het buitenland opkomen of worden aangehouden geldt een verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar. In de Successiewet is een afwijkende bepaling opgenomen. Met ingang van 1 januari 2012 is de termijn voor het opleggen van een navorderingsaanslag voor de erfbelasting onbeperkt als de aangifte met betrekking tot een deel van de nalatenschap dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen niet, onjuist of onvolledig is gedaan.

Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie EU volgt dat een dergelijke uitbreiding van de navorderingsbevoegdheid een beperking van het vrij verrichten van diensten en het vrije verkeer van kapitaal vormt. De bestrijding van belastingfraude en het waarborgen van de doeltreffendheid van fiscale controles vormt een dwingende reden van algemeen belang, die een beperking van het vrij verrichten van diensten en het vrije verkeer van kapitaal kan rechtvaardigen. Voorwaarde is dat het evenredigheidsbeginsel wordt geëerbiedigd. Dat wil zeggen dat de inbreukmakende maatregel geschikt is om het nagestreefde doel te verwezenlijken en niet verder gaat dan noodzakelijk is om dat doel te bereiken.

Volgens de Hoge Raad is de verlenging van de navorderingstermijn in buitenlandsituaties een geschikt middel om belastingfraude te bestrijden en de doeltreffendheid van fiscale controles te waarborgen. De onbeperkte navorderingstermijn voor de erfbelasting is geen verboden belemmering van het vrije verkeer zolang de Belastingdienst daarvan gebruik maakt op een wijze die niet verder gaat dan noodzakelijk is.

Volgens de Hoge Raad is de Belastingdienst binnen de marges gebleven door in 2016 een navorderingsaanslag op te leggen aan de enige erfgenaam van iemand die in 2001 is overleden. De erfgenaam en de erflater bezaten samen buitenlandse vermogensbestanddelen, die niet in de aangifte erfbelasting waren vermeld. In 2014 heeft de erfgenaam bij de Belastingdienst melding gemaakt van in het buitenland aangehouden vermogen. In de vaststellingsovereenkomst tussen de erfgenaam en de Belastingdienst was opgenomen dat partijen van mening waren dat de inspecteur met het opleggen van de navorderingsaanslag voortvarend heeft gehandeld.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20211189, 20/02510 | 05-08-2021

Categorie: Successiewet

Subsidie verduurzaming mkb

augustus 12, 2021 by VDWB

Voor ondernemers in het mkb, die niet onder de energiebesparingsplicht vallen, komt er een subsidieregeling voor professionele energieadviezen. De subsidie is beschikbaar voor bedrijven met een verbruik van minder dan 50.000 kWh elektriciteit en 25.000 m3 aardgas per jaar. Voor deze groep bedrijven geldt niet de wettelijke verplichting om energiebesparingsmaatregelen te nemen. De subsidie voor een energieadvies bedraagt 80% van de kosten, met een maximum van € 2.500 per bedrijfspand. De strekking van het energieadvies is om per bedrijf te bepalen wat de beste manier is om energie te besparen en de CO2-uitstoot te beperken van het bedrijfspand en van de bedrijfsvoering. Ook kan subsidie worden aangevraagd voor ondersteuning bij het uitvoeren van de maatregelen. 

De regeling is opengesteld van 1 oktober 2021 tot en met 30 september 2022. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voert de regeling uit.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | 01-08-2021

Categorie: Subsidies

Arbeidsovereenkomst langdurige arbeidsongeschikte te vroeg ontbonden voor recht op compensatie

augustus 5, 2021 by VDWB

De werkgever is sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid per 1 juli 2015 in beginsel verplicht om bij de beëindiging van een dienstverband op zijn initiatief een transitievergoeding te betalen. Dat geldt ook voor dienstverbanden van langdurig arbeidsongeschikte werknemers voor wie op de werkgever geen loonbetalingsverplichting meer rust. Sinds 1 april 2020 is een compensatieregeling van kracht voor transitievergoedingen die de werkgever heeft betaald bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.

Let op: de compensatieregeling is niet van toepassing als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden voordat de wachttijd is verstreken. De wachttijd bedraagt ten minste twee jaar.

De rechtbank heeft het verzoek van een werkgever om compensatie voor de betaalde transitievergoeding bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een arbeidsongeschikte werkneemster afgewezen. Op het tijdstip waarop partijen de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden hebben beëindigd was de wachttijd nog niet verstreken. De rechtbank merkte op dat het feit dat vanwege de ernstige gezondheidssituatie van de ex-werkneemster is gekozen voor een eerdere beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen reden is om van de duidelijke tekst van de wet af te wijken.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBROT20217057, ROT 20/6471 | 27-07-2021

Categorie: Sociale verzekeringen

Rechtbank vindt regeling aftrek specifieke zorgkosten discriminerend

augustus 5, 2021 by VDWB

Specifieke zorgkosten zijn uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor genees- en heelkundige hulp voor de belastingplichtige zelf, zijn partner en zijn kinderen als zij jonger zijn dan 27 jaar. Uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn aftrekbaar voor zover ze een inkomensafhankelijke drempel overschrijden. Bepaalde zorgkosten zijn uitgesloten van aftrek. Tot de uitgesloten kosten behoren uitgaven voor een ivf-behandeling voor een vrouw die ten tijde van de behandeling 43 jaar of ouder is en uitgaven voor de eerste twee ivf-behandelingen indien meer dan één embryo per poging wordt teruggeplaatst en de vrouw ten tijde van de behandeling jonger is dan 38 jaar.

Volgens de rechtbank Gelderland zijn uitgaven voor een ivf-behandeling geen specifieke zorgkosten voor twee partners van het mannelijke geslacht. Dat zij samen geen kinderen kunnen krijgen hangt niet samen met onvruchtbaarheid maar met het niet-medische gegeven dat twee personen van het mannelijke geslacht geen kinderen kunnen krijgen zonder de hulp van een persoon met het vrouwelijke geslacht. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van uitgaven voor een specialistische behandeling die bedoeld is om de nadelige gevolgen van een afwijking te verhelpen of de daaruit voortvloeiende bezwaren te verlichten.

De rechtbank is wel van oordeel dat de wettelijke regeling in strijd is met het algemene discriminatieverbod van het EVRM. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van gelijke gevallen is niet vereist dat de situaties identiek zijn. Volgens de rechtbank is de situatie van een homostel vergelijkbaar met de situatie van stellen en vrouwen die door onvruchtbaarheid niet op een natuurlijke wijze een kind kunnen krijgen en die een ivf-behandeling ondergaan om hun kinderwens te realiseren. Deze groepen worden geconfronteerd met grotere uitgaven dan stellen en vrouwen die op een natuurlijke wijze zwanger kunnen raken. Daarmee is sprake van buitengewone uitgaven die hun draagkracht aantasten. De rechtbank ziet geen relevant verschil tussen een vrouw die vanwege onvruchtbaarheid van zichzelf of haar partner niet zwanger kan worden en twee mannen die nooit op een natuurlijke wijze samen een kind kunnen krijgen. Er is sprake van een ongelijke behandeling doordat homostellen de kosten van een ivf-behandeling niet in aftrek mogen brengen. De rechtbank kan echter geen rechtsherstel bieden, omdat daarvoor de wettelijke regeling moet worden uitgebreid. De rechtbank heeft de keuze voor de wijze waarop rechtsherstel kan worden geboden aan de wetgever overgelaten.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20213995, | 27-07-2021

Categorie: Inkomstenbelasting

Ontbinding arbeidsovereenkomst met ex-vrouw van dga

augustus 5, 2021 by VDWB

Het Burgerlijk Wetboek bevat een limitatieve opsomming van gronden waarop een verzoek tot beëindiging van een dienstbetrekking met een werknemer kan worden gebaseerd. Een van deze gronden is een verstoorde arbeidsverhouding.

De kantonrechter heeft op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst met de ex-echtgenote van de dga van de werkgever wegens een verstoring van de arbeidsverhouding ontbonden. De ex-echtgenote bestreed de beschikking van de kantonrechter in hoger beroep onder aanvoering van het argument dat echtscheiding geen grond mag zijn voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Zij meende dat zij daardoor minder rechtsbescherming had dan andere werknemers.

De kantonrechter oordeelde in zijn beschikking dat de verslechtering van de persoonlijke relatie doorwerkte in de arbeidsverhouding. Hof Den Bosch onderschreef dat oordeel. Het hof merkte daarbij op dat de arbeidsrelatie tussen de werkgever en de ex-echtgenote geen normale werkgever/werknemerrelatie was.
Het UWV heeft de ex-echtgenote een WW-uitkering geweigerd wegens het ontbreken van een gezagsverhouding. Aan de ex-echtgenote als werkneemster is nooit instructie gegeven over haar takenpakket; zij bepaalde zelf welke werkzaamheden zij verrichtte. Daaruit blijkt dat door de privérelatie met de dga aan de arbeidsrelatie van de ex-echtgenote een andere dan de gebruikelijke invulling is gegeven. Daarom kon de vraag of de arbeidsovereenkomst moest eindigen niet los worden gezien van de problemen in de privérelatie tussen de ex-echtgenote en de dga. Het hof is van oordeel dat de arbeidsovereenkomst terecht en op de juiste grond door de kantonrechter is ontbonden.

Bron: Hof Den Bosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE20212158, 200.290.932_01 | 07-07-2021

Categorie: Arbeidsrecht

Verlenging maximumvergoeding consumptief krediet

augustus 5, 2021 by VDWB

In verband met de coronacrisis is de maximale kredietvergoeding voor consumptief krediet met ingang van 10 augustus 2020 tijdelijk verlaagd. De verlaging zou duren tot 1 september 2021. De minister van Financiën heeft de tijdelijke verlaging verlengd tot 1 juli 2022. De maximaal toegestane opslag op de wettelijke rente is in het besluit verlaagd van 12 naar 8 procentpunten. Bij de huidige stand van de wettelijke rente van 2% bedraagt de maximale kredietvergoeding tijdelijk 10% op jaarbasis. De tijdelijke verlaging geldt niet voor bedragen die zijn geleend voor 10 augustus 2020.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | Staatsblad 2021, 371 | 13-07-2021

Categorie: Civiel recht

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 92
  • Pagina 93
  • Pagina 94
  • Pagina 95
  • Pagina 96
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 120
  • Ga naar Volgende pagina »

Footer

Contactgegevens

Torenstraat 48
8501 BW Joure
0513 – 41 34 44

info@vanderwalbergsma.nl

Documenten

Disclaimer
Algemene voorwaarden
Privacy verklaring
Privacy voorwaarden
Klachten
Klokkenluidersregeling

Lidmaatschappen

Webdesign: Reclamebureau "Studio Daan & Ed"